Werkwoorden herkennen

Werkwoorden herkennen.
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Werkwoorden herkennen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Ga zitten en en doe wat er in nummer 1 tot 6 gezegd wordt...
2
3
4
5
6
1

Slide 3 - Slide

Wat hebben we daarnet gedaan?
  1. handen in de lucht steken
  2. neus vastnemen
  3. handen op de bank leggen
  4. rechtstaan
  5. springen

Slide 4 - Slide

Wat hebben we daarnet gedaan?
1. handen in de lucht steken
2. neus vastnemen
3. handen op de bank leggen
4. rechtstaan
5. springen
6. neerzitten
Dat zijn doe-woorden of werkwoorden

Slide 5 - Slide

Ken je zelf enkele werkwoorden?
Schrijf die hieronder:

Slide 6 - Open question

Wat is een werkwoord?
Wat is een werkwoord?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat doen ze?
Sleep de werkwoorden naar de juiste foto's.
koken
voetballen
zappen
slapen

Slide 18 - Drag question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Drie vriendinnen drinken samen thee.

Slide 19 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Mijn zus eet ook tomatensoep met balletjes.

Slide 20 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Janneke woont op een grote boerderij.

Slide 21 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Kees fietst naar school.

Slide 22 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Wie loopt er in onze tuin?

Slide 23 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Papa scheert zijn baard.

Slide 24 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Mama kamt haar haar.

Slide 25 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Onze hond bijt niet.

Slide 26 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Bijen maken honing.

Slide 27 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Gisteren sneeuwde het in Zweden.

Slide 28 - Open question


Wat doen ze?
Schrijf het werkwoord op.
Die hardloper gaat de wedstrijd zeker winnen.

Slide 29 - Open question

Wat is een werkwoord?
Dus vandaag hebben we geleerd wat werkwoorden zijn. 

Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iemand of iets doet.

Voorbeelden waren:
spelen, schrijven, voetballen, vallen, slapen, duwen...
Wat is een werkwoord?

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video


Wat vond je van de les?
A
B
C
D

Slide 32 - Quiz


Dat was het weer voor deze week.
Vond je de les moeilijk of makkelijk?

Slide 33 - Open question