Woordenschat H3 - les 1

Woordenschat H3
stijlfiguren
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woordenschat H3
stijlfiguren

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • herhaling stijlfiguren
  • samen startopdracht
  • uitleg metonymie
  • zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

doel
  • Ik kan metonymen herkennen, begrijpen en gebruiken.

Slide 3 - Slide

stijlfiguren 
  • kun je gebruiken om een tekst aantrekkelijk te maken
  • gebruik je om iets te benadrukken

Slide 4 - Slide

hyperbool
  • overdrijving :  We hebben ons kapot gelachen.

Slide 5 - Slide

understatement
  • afzwakking, je zegt dat iets minder groot, mooi, belangrijk, .. is dan dat het in werkelijkheid is
  • vaak: ironisch effect, je moet de situatie kennen om de understatement te begrijpen                                                                                                                                                                                              Messi kan wel een aardig balletje trappen.

Slide 6 - Slide

eufemisme
  • verzacht de werkelijkheid
  • bij nare situaties
  • Je zegt iets op zo'n manier dat het minder erg of hard overkomt:   Hij gaat creatief om met de waarheid.

Slide 7 - Slide

metafoor
  • een vergelijking tussen twee zaken die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben:
                      Mijn vader is een boom van een kerel.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

metoniem
Stijlfiguur waarbij in plaats van het bedoelde, iets anders wordt genoemd:
-Nederland won met 2-0.  (i.p.v. het Nederlandse elftal)
-Doe mij nog maar een bakkie.  (i.p.v. kopje koffie)
-Mijn oma heeft een Van Gogh in huis hangen. (i.p.v. een schilderij van Vincent van Gogh)

Slide 10 - Slide

meer uitleg?
zie video-uitleg in de online omgeving

Slide 11 - Slide

zelfstandig werken
weektaak: 
Hoofdstuk 3 Woordenschat: opdracht 1 t/m 4

Slide 12 - Slide

doel
  • Ik kan metonymen herkennen, begrijpen en gebruiken.

Slide 13 - Slide