werkwoorden

Dilemma op dinsdag 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dilemma op dinsdag 

Slide 1 - Slide

hww & zww

Slide 2 - Slide

Weekoverzicht
Gisteren: leesvaardigheid (voorbereiding toetsweek)
Vandaag: grammatica (hww, zww, kww > voorbereiding grote taaltoets) 
Donderdag: werken in tweetallen aan 'chindogu' 

Slide 3 - Slide

Lesdoelen van vandaag


Je weet wat werkwoorden zijn.

Je kunt de werkwoorden in een zin benoemen:
- Zelfstandig werkwoord
- Hulpwerkwoord
- Koppelwerkwoord

Slide 4 - Slide

Welke groep?
Groep 1: kent deze stof (laatste formatieve toets) goed en heeft de uitleg niet meer nodig > werkt aan eigen opdracht (kahoot) of leest in leesboek
Groep 2: kent deze stof maar wil graag nog even wat oefenen > gaat alvast oefenen
Groep 3: wil dit graag nog een keer uitgelegd krijgen en oefenen > luistert naar de uitleg en oefent samen

Slide 5 - Slide

Groep 2
H4, grammatica woordsoorten, bladzijde 120 - 121
Maken opdracht 1 tot en met 3
DE BRUG, bladzijde 258-259
Maken opdracht 10 en 11

Slide 6 - Slide

Onderwerp: hww, zww, kww
Groep 1: kent deze stof (laatste formatieve toets) goed en heeft de uitleg en het oefenen niet meer nodig > je gaat aan je eigen opdracht werken (kahoot, boek lezen) 

Groep 2: kent deze stof maar wil graag even oefenen/trainen > je gaat alvast aan de opdrachten beginnen (daarna verder met het maken van huiswerk) 

Groep 3: wil dit onderdeel graag nog een keer uitgelegd krijgen en samen oefenen. 

Slide 7 - Slide

Instructie

Zelfstandig werkwoord (zww)

- werkwoord met een duidelijke betekenis

- kan alleen in de zin voorkomen

- staat (meestal) achteraan in de zin

Slide 8 - Slide

Hulpwerkwoord

-als er meerdere werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm ALTIJD hww 

-hww verandert als je de zin in een andere tijd zet

- heeft geen duidelijke betekenis

- kunnen er meer dan één van in de zin staan-> staan er bijv 10 ww in de zin, dan zijn er 9 hww!

Slide 9 - Slide

Zelfstandig werkwoord

- Een zww is het belangrijkste werkwoord in de zin. Het geeft de handeling aan.

- Als er in een zin meerdere werkwoorden staan, dan is
één daarvan altijd hww en de ander een kww of zww.


Slide 10 - Slide

Benoem het zww in de zin.

Slide 11 - Slide

Eerst verzamelen ze de takken.
A
eerst
B
verzamelen
C
ze
D
takken

Slide 12 - Quiz

Hij heeft hen geholpen.
A
heeft
B
hen
C
geholpen
D
hij

Slide 13 - Quiz

De jongen had zijn vriend moeten helpen.
A
had
B
moeten
C
ik vind het moeilijk
D
helpen

Slide 14 - Quiz

Koppelwerkwoord

Drie vragen om erachter te komen of je met een KWW te maken hebt...

1. Staat er een koppelwerkwoord in de zin? (zijn, worden, blijven...etc.) 

2. Gaat het in de zin om een 'toestand' (ook wel: eigenschap)?

3. Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?


Slide 15 - Slide

Koppelwerkwoord
Een koppelwerkwoord staat in een zin met een naamwoordelijk gezegde:
Zij is voetbalkampioen. 
Hij is ziek geworden. 
Er zijn 9 koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Woordsoorten 
Werkwoorden:
- Zww = belangrijkste werkwoord in een wwg
- Kww = belangrijkste werkwoord in een nwg (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen)
- Hww = helpt een zww of kww om de zin compleet te maken.

Slide 18 - Slide

Geef bij de volgende quizvragen aan van het werkwoord in hoofdletters of je te maken hebt met een ZWW, een KWW of een HWW.

Slide 19 - Slide

Het glasblazen is ooit UITGEVONDEN door de Syriërs.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 20 - Quiz

ZOU Lowlands echt populairder worden dan Pinkpop?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 21 - Quiz

Zou Lowlands echt populairder WORDEN dan Pinkpop?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 22 - Quiz

Veel talen in de wereld worden met uitsterven BEDREIGD.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 23 - Quiz

In perfecte staat kan glas sterker ZIJN dan staal.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 24 - Quiz

Zou ik eens op jouw elektrische scooter MOGEN rijden?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 25 - Quiz

Zou ik eens op jouw elektrische scooter mogen RIJDEN?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 26 - Quiz

Die degenslikker moet zijn zwaard via keel en slokdarm in de maag STEKEN.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 27 - Quiz

Gerjan SCHIJNT volgend jaar geen keeper te willen blijven.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 28 - Quiz

Gerjan schijnt volgend jaar geen keeper te willen BLIJVEN.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 29 - Quiz

Werd Venetiaans glas GEPRODUCEERD op het eiland Murano?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 30 - Quiz

Herhaling werkwoorden

Zelfstandig werkwoord (zww):

- belangrijkste werkwoord in de zin (vaak het laatste werkwoord)

- geeft een handeling aan

- het onderwerp doet iets!

Koppelwerkwoord (kww):

- belangrijkste werkwoord in de zin(vaak het laatste werkwoord)

- zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

- het onderwerp is iets!

Hulpwerkwoord (hww):

- helpt een kww of zww om de zin compleet te maken

- staat nooit alleen in een zin

Slide 31 - Slide

snap je het hww, zww en kww?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz