quiz reading k4
1 / 18
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
However
A
echter
B
desalniettemin
C
daarentegen
D
conclaaf
Slide 2 - Quiz
Charity
A
gesticht
B
goed doel
C
vereniging
D
verzameling
Slide 3 - Quiz
Besides
A
alsmede
B
bovendien
C
in contrast
Slide 4 - Quiz
Resident
A
gemeente
B
bewoner
C
huis
D
bewoond
Slide 5 - Quiz
During
A
doordat
B
daardoor
C
tijdens
D
daarom
Slide 6 - Quiz
Suffering
A
meemaken
B
lijden
C
ervaren
D
leiden
Slide 7 - Quiz
aimed at
A
gericht op
B
doel
C
weerzinwekkend
D
proclaaf
Slide 8 - Quiz
knowledge
A
onwetend
B
weten
C
kennis
D
macht
Slide 9 - Quiz
Purpose
A
misschien
B
doel
C
wellicht
Slide 10 - Quiz
Mortgage
A
allakan
B
apotheek
C
afwisseling
D
hypotheek
Slide 11 - Quiz
Occupy
A
gehoorzamen
B
verdelen
C
bezetten
D
bemensen
Slide 12 - Quiz
What is true according to paragraph 5?
A
wat is waar volgens paragraaf 5?
B
wat wordt er gezegd in paragraaf 5
C
Welke titel past boven paragraaf 5?
Slide 13 - Quiz
Confident
A
wispelturig
B
zelfverzekerd
C
onbetrouwbaar
D
desondanks
Slide 14 - Quiz
estimate
A
weten
B
erkennen
C
schatten
D
inburgeren
Slide 15 - Quiz
survey
A
weten
B
bekennen
C
onderzoeken
D
practief
Slide 16 - Quiz
vulnerable
A
onverwoestbaar
B
onwetend
C
kwetsbaar
D
breekbaar
Slide 17 - Quiz
abandoned
A
verwonderd
B
groepering
C
eenzaam
D
in de steek laten
