Les 3 - uitleg zww, kww en hww

Lesprogramma
  • Nieuwsquiz
  • Lesdoel
  • Herhalen zww, hww en kww

  • Zelf aan de slag
  • Voor de volgende les
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesprogramma
  • Nieuwsquiz
  • Lesdoel
  • Herhalen zww, hww en kww

  • Zelf aan de slag
  • Voor de volgende les

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Lesdoel
Aan het eind van deze les ken je het zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord.

Slide 3 - Slide

zww
Geeft aan wat er wordt gedaan --> Het onderwerp doet iets.
Er staat altijd 1 zelfstandig werkwoord in de zin.

Imme fietst elke dag naar school.
Imme is naar school gefietst.
Imme zal elke dan naar school moeten fietsen.

Slide 4 - Slide

hww
Als een zin meerdere ww heeft, is het ww dat de handeling aangeeft altijd een voltooid deelwoord of een infinitief. 
De persoonsvorm en eventuele andere ww zijn dan een hulpwerkwoord.

Imme is elke dag naar school gefietst.
Imme zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 5 - Slide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 6 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 7 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 8 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 9 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 10 - Drag question

kww
Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn worden blijven
blijken lijken schijnen
heten dunken voorkomen

Slide 11 - Slide

kww
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan het deel waarin een bnw of znw staat. 

Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.


Peter is een gezellige vriend. (is geeft geen handeling aan, het koppelt Peter aan een gezellige vriend.)

Slide 12 - Slide

kww
In een zin kunnen ook een hww en een kww voorkomen. Het kww is dan een volt.dw of een infinitief.

Junior is twee weken ziek geweest.
Kww= geweest, Hww= is.

Slide 13 - Slide

kww/hww/zww
Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!

Slide 14 - Slide

Zij zou naar school komen.

zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 15 - Quiz

Later wordt mijn broer tandarts.

wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 16 - Quiz

Hij wordt een aardige docent.

wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 17 - Quiz

Zij zou naar school komen vandaag.

zou: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 18 - Quiz

Die jongen blijkt een taaie te zijn.

zijn: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 19 - Quiz

Zelf aan de slag
Wat?
2 Havo - Alle opdrachten in jouw leerroute van H2 grammatica woordsoorten.
2 Atheneum - Opdracht van je docent.

Hoe?
Overleg zachtjes en steek je hand op als je een vraag hebt.

Klaar?
Kijk de opdrachten na en ga naar www.camiumned.nl en oefen verder met het zww, hww en kww.

Slide 20 - Slide

In hoeverre kan jij een zww, hww en kww uit de zin halen?
0100

Slide 21 - Poll

Voor de volgende les
Vrijdag 8 oktober
2 H - H1 opdr. 1, 2 en 4
           H2 alle opdrachten in jouw leerroute van H2 grammatica woordsoorten.

2 A - H6 opdr. 1 en 2 + opdracht van je docent over zww, hww en kww.

Slide 22 - Slide