Boektrailer maken

Boektrailer maken
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Boektrailer maken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Brainstormen: steekwoorden
Noteer minimaal vijftien steekwoorden (per groepje) die te maken hebben met jouw boek. Deze moeten ergens terugkomen in jouw trailer. Dit kan zowel gesproken woord, als in beeld. Je steekwoorden mogen geen personages zijn.

Slide 3 - Slide

Voorbeeld van steekwoorden:
  • fabriek
  • arm
  • kauwgum
  • chocoladereep
  • gouden wikkel
  • lopende band
  • glazen lift
  • rondleiding
  • werkeloos
  • poort
  • ontslagen
  • verjaardag
  • bed
  • verwend
  • gamen

Slide 4 - Slide

Personages
  • Breng de personages goed naar voren. Noem ze niet allen, maar laat de namen ook in beeld komen.

  • De bijfiguren kun je op de achtergrond langs laten komen. Dan wordt meteen duidelijk dat zij minder belangrijk zijn.

Slide 5 - Slide

Beeldmateriaal
Noteer de namen van de personages en zoek beeldmateriaal op. Knip en plak ouderwets op papier (analoog) of gebruik een computerprogramma zoals Paint (digitaal).
Je kunt ook ChatGPT de opdracht geven een afbeelding te maken die jij wilt gebruiken. Zorg dan wel dat je een goede beschrijving geeft van wat er op deze afbeelding te zien moet zijn.

Slide 6 - Slide

Wat moet er te zien zijn in je trailer?
  • Titel van het boek 
  • Schrijver
  • Jaar van uitgave
  • Aantal pagina's
  • Kaft van het boek
(Dit kun je aan het begin of juist aan het einde laten zien.)

Slide 7 - Slide

Fragmenten
Kies drie fragmenten uit je boek die:
  •  een introductie van het verhaal weergeven
  • de spanning van het boek weergeven
  • iets specifieks over een personage naar voren brengt wat interessant is.

Slide 8 - Slide

Mening (1)
Vertel jouw mening aan de hand van beoordelingswoorden:
onderwerp/gebeurtenissen: grappig, herkenbaar, interessant, langdradig, leerzaam, ontroerend, origineel, realistisch, spannend, voorspelbaar enz.

personages: geloofwaardig, herkenbaar, ik-perspectief, hij/zij-perspectief, realistisch, verrassend enz.



Slide 9 - Slide

Mening (2)
opbouw: chronologisch, direct meeslepend, ingewikkeld, open/gesloten einde, veel hoofdstukken, verwarrend enz.

taalgebruik: beschrijvend, kinderachtig, met emotie, moeilijk,
origineel, veel dialoog.

Slide 10 - Slide

Mening (3)
Je mening kun je verwerken in je filmpje. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Wees creatief!

Slide 15 - Slide