examentraining b4a

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

Examentraining b4

Wat gaan we doen?

• Quiz en uitleg
• Teksten oefenen
• Schrijfopdracht nakijken
• Aan het werk!

Inhoud van het examen

• Leesvaardigheid je krijgt teksten met daarbij vragen die je moet beantwoorden. 
  
• Luistervaardigheid je krijgt fragmenten te horen waar je vragen over moet beantwoorden.
• Tekst schrijven je moet een artikel, brief of e-mail schrijven.

Leesvaardigheid

Stappenplan

Fase 1      Oriënterend lezen

1. Bekijk titel, tussenkopjes, afbeeldingen & bron
2. Bedenk voor jezelf wat het onderwerp is en wat je er al van weet. 
3. Lees de eerste en laatste alinea. 
4. Bedenk voor jezelf hoe de tekst ongeveer in elkaar zal zitten. 

Stappenplan

Fase 2      Intensief lezen

1. Lees de vragen. 
2. Lees iedere alinea en maak eventueel aantekeningen
   
   

Fase 3      Vragen beantwoorden

1. Lees de vraag nogmaals.  
   
2. Hoe moet je de vraag beantwoorden?

Meerkeuze

1. Lees eerst alleen de vraag.
2. Lees nog een keer het tekstgedeelte.
3. Zoek in de tekst zelf het antwoord op de vraag. 
4. Vergelijk jouw antwoord met de antwoorden bij de vraag. 

Tekstdoelen

Wat wil de schrijver bereiken bij de lezers? 

Voorbeelden van tekstdoelen: 

1. Informeren
2. Activeren
3. Overtuigen
4. Amuseren
5. Overhalen

Wat is het tekstdoel van een advertentie?

1. Informeren
2. Overhalen
3. Overtuigen
4. Amuseren

Wat is het tekstdoel van een krantenartikel?

1. Informeren
2. Overhalen
3. Overtuigen
4. Amuseren

In een overtuigende tekst vind je vooral...

1. feiten
2. meningen
3. feiten & meningen

In een informerende tekst vind je vooral...

1. feiten
2. meningen
3. feiten & meningen

Feiten & meningen

"Het mooiste gevoel voor mij is als het busje van de postbode komt aanrijden", aldus sneakerfreak Mathijs (18).

1. Feit
2. Mening van de schrijver
3. Mening van een ander

De sneaker uit 2005 is ontworpen door de Nederlandse Piet 'Parra' Jansen.

1. Feit
2. Mening van de schrijver
3. Mening van een ander

Waar de één duizenden euro's betaalt voor een afgetrapt paar sneakers, wil ik er nog niet dood in gevonden worden.

1. Feit
2. Mening van de schrijver
3. Mening van een ander

Onderwerp en hoofdgedachte 

Onderwerp: daar waar de tekst over gaat (vaak in een paar woorden samen te vatten!) 

Hoofdgedachte: Stel jezelf de volgende vraag: 

1. Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
   
2. De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of het slot.

Lees de tekst hiernaast.

Wat is het onderwerp en wat is de hoofdgedachte?

Wat is het onderwerp van de vorige tekst?

Wat is de hoofdgedachte van de vorige tekst?

Functies van de inleiding

Inleiding

• Onderwerp van de tekst introduceren.
• Aandacht trekken
• Stellen van een vraag
• Mening van de schrijver
• Iets over opbouw tekst vertellen
• Leuk kort verhaaltje
  

Wat voor soort inleiding zien we hier?

Wat voor soort inleiding zag je?
De schrijver...

1. Geeft zijn mening over het ontstaan van gehoorschade
2. Geeft een voorbeeld van hoe gehoorschade ontstaat
3. Geeft uitslag van onderzoek naar gehoorschade

Functies van het slot

Let op: hoofdgedachte van de tekst staat vaak in het slot.

• Conclusie geven.
• Samenvatting geven van de tekst.
• Advies geven.
• Waarschuwing geven.
• Oproep doen
• Toekomstverwachting
• Antwoord op vraag uit inleiding
  

Wat doet de schrijver in dit slot?

Wat voor soort slot zag je?
Hij geeft...

1. aanwijzingen om te zorgen dat er geen gehoorschade ontstaat
2. adviezen om te gaan met de gevolgen van gehoorschade
3. Tips om teveel lawaai te voorkomen

Tekstverbanden

Vragen over tekstverbanden:

1. Wat is het verband tussen alinea 4 en 5?
2. Wat is de functie van alinea 5 ten opzichte van alinea 5?

Belangrijk = ken de verbanden + signaalwoorden!

Signaalwoorden als 'toen, eerder, vervolgens' horen bij...

1. Tijd
2. Samenvatting
3. Oorzaak-gevolg
4. Opsomming

Signaalwoorden als 'bovendien, ook, ten eerste, ten tweede' horen bij...

1. Tijd
2. Samenvatting
3. Oorzaak-gevolg
4. Opsomming

Signaalwoorden als 'waardoor, omdat, doordat' horen bij...

1. Oorzaak-gevolg
2. conclusie
3. Tegenstelling
4. Opsomming

'Ik heb vanochtend goed ontbeten, dus ik heb nu geen honger'. Welk verband herken je?

1. Oorzaak-gevolg
2. conclusie
3. Tegenstelling
4. Opsomming

'Zij zijn gisteren uit geweest, maar ik moest helaas werken'. Welk verband herken je?

1. Oorzaak-gevolg
2. conclusie
3. Tegenstelling
4. Doel-middel

'Met een pen schrijf ik deze brief'. Welk verband herken je?

1. Oorzaak-gevolg
2. conclusie
3. Tegenstelling
4. Doel-middel

Oefentekst leesvaardigheid

Je krijgt zo een leestekst. Maak 'm zelf! 

Hiervoor krijg je een kwartier de tijd. Daarna gaan we 'm nakijken. 

Schrijfvaardigheid

Stappenplan

1. Lees de opdracht door (situatiebeschrijving en opdracht). 
2. Wat is het tekstdoel en het publiek?
3. Markeer gegevens in de tekst en situatiebeschrijving die je in de tekst moet verwerken. 
4. Schrijf de tekst en markeer de punten in de opdracht als je ze opgeschreven hebt. 
5. Werk in de volgorde die de opdracht aangeeft. 

Beoordeling

Inhoud

Taalgebruik: spelling, formulering & interpunctie (leestekens)

Conventies: regels zoals alineagebruik en volgorde

Eigen schrijfopdracht nakijken

Je krijgt zo jouw schrijfopdracht terug. Kijk heel goed naar het aantal punten en alles wat ik heb verbeterd!

Aan het werk!

Kiezen:

- Oefenen op FACET met oefenexamen

- Oefenen op NUMO (taken) met leesvaardigheid