Onregelmatige werkwoorden les 2

Onregelmatige werkwoorden les 1
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Onregelmatige werkwoorden les 1

Slide 1 - Slide

Je leert in deze les:
beginnen
begon
begonnen
begrijpen
begreep
begrepen
drinken
dronk
dronken
eten
at
aten
kijken
keek
keken

Slide 2 - Slide

Je leert in deze les:
slapen
sliep
sliepen
vragen
vroeg
vroegen
kopen
kocht
kochten
moeten
moest
moesten
roepen
riep
riepen

Slide 3 - Slide

begrijpen
beginnen
drinken
eten
kijken
begrepen
keken
begonnen
dronken
aten

Slide 4 - Drag question

begrijpen (vt)
Ik _________er niks van!
A
begrijpte
B
begrepen
C
begreep
D
begreepte

Slide 5 - Quiz

beginnen (vt)
De film _______ om 20.00 uur.
A
begun
B
begon
C
begint
D
begonnen

Slide 6 - Quiz

drinken (vt)
Toen het warm was, _______ we water.
A
dronk
B
drink
C
drinken
D
dronken

Slide 7 - Quiz

eten (vt)
De familie _______ gisteren samen.
A
at
B
eet
C
aten
D
eten

Slide 8 - Quiz

kijken (vt)
Ik ________ samen met mijn zus tv.
A
keek
B
kijkte
C
keken
D
kijken

Slide 9 - Quiz

kopen
moeten
roepen
slapen
vragen
vroegen
moesten
sliepen
kochten
riepen

Slide 10 - Drag question

kopen (vt)
Wij __________broeken in de kledingzaak.
A
kocht
B
kochten
C
koopten
D
kochtten

Slide 11 - Quiz

moeten (vt)
Ik ________ heel lang op de bus wachten.
A
moest
B
moestte
C
moet
D
moeten

Slide 12 - Quiz

roepen (vt)
De kinderen _______de juf.
A
roepen
B
riepen
C
roepten
D
riept

Slide 13 - Quiz

slapen (vt)
Hij _________heerlijk.
A
sliepen
B
slapen
C
sliep
D
slaap

Slide 14 - Quiz

vragen (vt)
Geef eens antwoord!
Ik _______ je wat!

A
vragen
B
vraag
C
vroegen
D
vroeg

Slide 15 - Quiz

Je leert in deze les:
beginnen
begon
begonnen
begrijpen
begreep
begrepen
drinken
dronk
dronken
eten
at
aten
kijken
keek
keken

Slide 16 - Slide

Je leert in deze les:
slapen
sliep
sliepen
vragen
vroeg
vroegen
kopen
kocht
kochten
moeten
moest
moesten
roepen
riep
riepen

Slide 17 - Slide

Nu jij!

Slide 18 - Slide

kopen (vt)
Wij __________ heel veel bananen.

Slide 19 - Open question

drinken (vt)
De man __________ zes koppen koffie.

Slide 20 - Open question

kijken (vt)
Het meisje __________ de hele avond televisie.

Slide 21 - Open question

slapen (vt)
Hij ___________ tot 11 uur uit.

Slide 22 - Open question

beginnen (vt)
De les _________ om 9.15 uur.

Slide 23 - Open question

Zet de zin in de verleden tijd
Voorbeeld:


Mijn moeder helpt mij altijd.
Mijn moeder hielp mij altijd.

Slide 24 - Slide

We eten patat.

Slide 25 - Open question

Zij drinken de hele dag koffie.

Slide 26 - Open question

Hij vraagt veel aandacht.

Slide 27 - Open question

Hij koopt een nieuwe jas.

Slide 28 - Open question

de les was
A
makkelijk
B
soms makkelijk, soms moeilijk
C
moeilijk

Slide 29 - Quiz

Werkblad

Slide 30 - Slide

Werkblad

Slide 31 - Slide

Werkblad

Slide 32 - Slide

Werkblad

Slide 33 - Slide