Spreken-debatteren

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Spreken-debatteren met klas 2

Leerdoelen van deze les

1. Je kent belangrijke begrippen voor het voeren van een debat.

2. Je kunt aantekeningen maken tijdens luisteren en kijken (Toets in toetsweek 4).

3. Je kunt vragen beantwoorden over het kijkfragment.

4. Je kunt een tekst lezen en daar argumenten bij een stelling uit halen. 

Waarover kun je NIET discussiëren?

1. Een feit
2. Een argument
3. Een mening
4. Een standpunt

Wat is een standpunt?

1. Een duidelijke mening over iets.
2. Een algemene aanname.
3. Een feitelijke constatering.
4. Een willekeurige gedachte.

Welk woord staat er op de open plek?

Objectief betekent gebaseerd op ............., niet op meningen.

Welk woord staat er op de open plek?

Een ...........................is een reden waarom je het met iets eens bent.

Welk woord staat er op de open plek?
Overtuigen is iemand met .............................op andere gedachten brengen.

Welk woord staat er op de open plek?
Consensus is betekent dat uiteindelijk iedereen dezelfde ................................heeft.

Kettingdebat

Conciërges en leerlingen gaan tegenover elkaar staan.

- De eerste voorstander is de eerste in de rij en geeft een eigen argument. 

- De eerste tegenstander reageert daar kort op of geeft dan een eigen argument. 

- En zo gaat verder tot het einde van de rij. 

De jury bepaalt welke kant (voor of tegen) het kettingdebat heeft gewonnen en wie de beste spreker was.

Kijken: De rijdende rechter 

Schrijf zoveel mogelijk argumenten op! 

Zit je links? Let goed op de argumenten van de conciërge.

Zit je rechts? Let dan goed op de argumenten van de leerlingen. 

Na het kijken: schrijf het standpunt van jouw personage(s) op!

Wie heeft er wel eens een online-gokje gewaagd?

1. Ik weet niet was online gokken is.
2. Ik heb weleens meegekeken als iemand anders gokte.
3. Ik heb wel eens online gegokt.
4. Ik heb nog nooit gegokt.

jeugdjournaal.nl

Werkt de wet tegen online-gokken? 

Maak aantekeningen:

- steekwoorden (namen, belangrijke zelfstandige naamwoorden en werkwoorden)

- aantallen, jaartallen, percentages

- tekentjes voor opsomming, oorzaak - gevolg, eerst.....maar nu......, verschil-overeenkomst.

Beantwoord de vraag! Waarom wel / waarom niet?

0

Lezen  

Markeer in de tekst: 

- steekwoorden (namen, belangrijke zelfstandige naamwoorden en werkwoorden)

- aantallen, jaartallen, percentages

- tekentjes voor opsomming, oorzaak - gevolg, eerst.....maar nu......, verschil-overeenkomst.

Waarom wel / waarom niet?

Lees het artikel. Markeer voors en tegens!

Stellingen "Zeven minuten na middernacht"

De manier waarop volwassenen in het boek met Conor omgaan, laat zien dat jongeren vaak niet serieus worden genomen.

Connor en het monster zijn inwisselbaar.

De verhalen die het monster vertelt, bevatten belangrijke lessen die ook voor mij waardevol zijn.

Als het regent dan brengt één van mijn ouders mij naar school, omdat het zielig is als ik nat word.

Nooit

Soms

Regelmatig

Vaak

Bereid je A-U-B-schema voor!

Ik krijg kleedgeld en/of zakgeld maar als ik krap zit dan springen mijn ouders bij en betalen ze bijv. cadeautjes of iets wat ik graag wil hebben.

Vaak

Soms

Regelmatig

Nooit

Mijn ouders zorgen dat ik op tijd wakker word en duwen mij onder de douche. Ondertussen smeren ze mijn boterhammen voor de lunch.

Nooit

Soms

Regelmatig

Vaak

Mijn ouders gaan voor mij in de rij staan om een kaartje te kopen voor een concert of een wedstrijd waar ik graag heen wil. Ze regelen mijn uitjes.

Nooit

Soms

Regelmatig

Vaak

Mijn ouders gaan op school verhaal halen als er wat gebeurd is: als ik een hoger punt verdien of als er een groepje niet goed is samengewerkt.

Nooit

Soms

Regelmatig

Vaak

Wat denk je dat het onderwerp van onze debatten is?

Debat

Voorbereiding 

Lees de opdracht en de tips.

Lees het voorbeeld. 

Lees het artikel en gebruik de informatie. Bedenk ook eigen voorbeelden.

Schrijf argumenten op in het schema (Dit  lever je in.)

Oefen: hoe kijk je, hoe sta je, hoe begin je, hoe ga je met iemand mee of tegen iemand in, hoe rond je af.