H4.4 Hernieuwbare energiebronnen

Hernieuwbare energiebronnen (1/2)


Leerdoelen
Uitleg (boek p. 58-59)

1 / 26
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hernieuwbare energiebronnen (1/2)


Leerdoelen
Uitleg (boek p. 58-59)

Slide 1 - Slide

  • Je kunt twee voordelen en een nadeel geven van hernieuwbare energiebronnen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen groene en grijze energie.
  • Je kent vier hernieuwbare energiebronnen die in Nederland worden verbruikt.
  • Je kunt beschrijven welke van deze vier hernieuwbare energiebronnen worden verbruikt om elektriciteit op te wekken en hoe dit gebeurt.
  • Je kunt beschrijven welke van deze vier hernieuwbare energiebronnen worden verbruikt om water te verwarmen, en hoe dit gebeurt.
  • Je kunt beschrijven welk deel van het Nederlandse energieverbruik afkomstig is van hernieuwbare energiebronnen.
  • Je kunt uitleggen waarom we energie uit biomassa toch groene energie noemen, ook al komt er bij het verbranden van biomassa koolstofdioxide vrij.
Leerdoelen

Slide 2 - Slide

Hernieuwbare energiebronnen
Wat is een belangrijke eigenschap van hernieuwbare energiebronnen?
  • Hernieuwbare energiebronnen raken niet op.

Wat zijn ook alweer voorbeelden van hernieuwbare energiebronnen?
  • Wind
  • Water
  • Zon

Slide 3 - Slide

Hernieuwbare energiebronnen
Hernieuwbare energiebronnen zijn minder slecht voor het milieu dan uitputbare energiebronnen.

Groene energie: uit een hernieuwbare bron en weinig schadelijk voor het milieu
Grijze energie: uit een uitputbare bron en wel schadelijk voor het milieu.

Slide 4 - Slide

Zon
Zonne-energie op twee manieren:
  • Zonnepanelen zetten zonne-energie om in elektriciteit.
  • Met zonnecollectoren verwarmen we water.
Hoe werkt een zonnepaneel?
In de meeste zonnepanelen wordt het scheikundige element silicium gebruikt. Energie van de zon kan elektronen losmaken uit het silicium. Hierdoor ontstaat spanning in een zonnecel. Door meerdere zonnecellen achter elkaar te schakelen in een zonnepaneel kan er stroom gaan lopen. Voor het opwekken van stroom hebben zonnepanelen niet per se direct zonlicht nodig. Ook op een bewolkte dag levert een zonnecel elektriciteit.
Hoe werken zonnecollectoren?
De werking van een zonnecollector lijkt op dat van een tuinslang. Wanneer een tuinslang in de zon ligt, wordt het water in de tuinslang vanzelf warm. Een zonnecollector werkt via een vergelijkbaar principe. De zonnecollector vangt zonlicht op en gebruikt deze warmte voor het verwarmen van een vloeistof. Deze vloeistof kan een temperatuur van wel 90 graden Celcius bereiken. De opgewarmde vloeistof wordt via een buizensysteem naar het voorraadvat gestuurd dat gevuld is met leidingwater, waardoor het water wordt verwarmd. Wanneer de vloeistof in het buizensysteem is afgekoeld, wordt het weer teruggepompt naar de zonnecollector om opnieuw op te warmen.

Slide 5 - Slide

Wind
Windenergie gebruiken we voor het opwekken van elektriciteit.
Windmolenparken zijn er op het vaste land (bijvoorbeeld bij boerderijen, langs snelwegen of op dijken) en op zee (off shore).

Slide 6 - Slide

Filmpje
Kijkvraag:
Welk onderdeel in de windmolen herken je van de elektriciteitscentrale (paragraaf 1)?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Warmte uit de ondergrond
Er zijn twee manieren, hoe warmte uit de ondergrond gebruikt wordt:
Bodemwarmte:
  • Uit de bovenste 100 m van de aardkorst
Aardwarmte / geothermische energie:
  • Van dieper dan 500 m
  • Te duur in Nederland

Slide 10 - Slide

Energie uit biomassa

  • Hout, groente, fruit- en tuinafval, plantaardige oliën en dierlijke mest, wordt verbrand in een elektrische centrale.
  • Uit plantaardige resten maken we biogas, biodiesel, biobenzine.

Bij verbranding komt wel koolstofdioxide vrij, maar geen extra CO2, omdat nieuwe planten en bomen de CO2 weer opnemen.

Slide 11 - Slide

Filmpje
Kijkvraag:
Waarom vinden sommige mensen dat biomassa helemaal niet zo'n duurzame energiebron is?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Filmpje
Waarom vinden sommige mensen dat biomassa helemaal niet zo'n duurzame energiebron is?
  • Bomen houden CO2 vast, dus er komt dubbel CO2 vrij bij verbranden.
  • Het duurt heel lang voordat de bomen weer zijn volgroeit.
  • Uit hout komt minder energie vrij dan uit kolen.

Dus? Altijd kritisch blijven denken, wat zijn de verschillende kanten van het verhaal?

Slide 14 - Slide

Uitputbaar en hernieuwbaar

Slide 15 - Slide

Tijd voor een QUIZ!

Slide 16 - Slide

Zonne-energie is een fossiele brandstof.
timer
0:05
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

Het is lastig te voorspellen wanneer de voorraden fossiele brandstof op zijn.
timer
0:05
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

CO2 is een broeikasgas.
timer
0:05
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

Windenergie is een voorbeeld van een uitputbare energiebron.
timer
0:05
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quiz

Uitputbare energiebronnen kunnen opraken.
timer
0:05
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz

Laatste ronde...

Slide 22 - Slide

Bevolkingsgroei is een oorzaak voor het stijgen van het energieverbruik.
timer
0:05
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quiz

  • Je kunt twee voordelen en een nadeel geven van hernieuwbare energiebronnen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen groene en grijze energie.
  • Je kent vier hernieuwbare energiebronnen die in Nederland worden verbruikt.
  • Je kunt beschrijven welke van deze vier hernieuwbare energiebronnen worden verbruikt om elektriciteit op te wekken en hoe dit gebeurt.
  • Je kunt beschrijven welke van deze vier hernieuwbare energiebronnen worden verbruikt om water te verwarmen, en hoe dit gebeurt.
  • Je kunt beschrijven welk deel van het Nederlandse energieverbruik afkomstig is van hernieuwbare energiebronnen.
  • Je kunt uitleggen waarom we energie uit biomassa toch groene energie noemen, ook al komt er bij het verbranden van biomassa koolstofdioxide vrij.
Leerdoelen

Slide 24 - Slide

Huiswerk


Huiswerk: Leren paragraaf 4.4

Slide 25 - Slide

Hernieuwbare energiebronnen (2/2)


Werken aan opdrachten
paragraaf 4.4

Slide 26 - Slide