Angstzweet les 3b Spelling H6


Welkom!

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Welkom!

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- je weet (weer) wanneer je een komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken
- je leert wat de directe rede en de indirecte rede is


Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen (15 min)
- Terugblik: Zinnen begrenzen (5 min)
- Uitleg spelling (10 min)
- Zelfstandig werken (20 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Slide

Terugblik 
Zinnen begrenzen

Huiswerk opdracht 1, 2 en 3 van H1  Spelling en opdracht 2 van H1 Formuleren

Slide 4 - Slide

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 5 - Quiz

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 6 - Quiz

Hoofdletter of niet?
A
naardermeer
B
Naardermeer

Slide 7 - Quiz

Een komma zet je ...
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen twee verbindingswoorden
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 8 - Quiz

Wat heeft geen hoofdletter?
A
Engels
B
Amsterdamse
C
Noorden
D
Peugeot

Slide 9 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
wereldstad
B
Wereldstad

Slide 10 - Quiz

Verbindingswoorden kunnen nooit aan het begin van een zin staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Verschillen in betekenis

Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen.


Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen.

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 12 - Slide

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 13 - Slide

Komma (blz. 184)
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. 
Je zet een komma:
  • tussen twee persoonsvormen:
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin
  • voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra

Slide 14 - Slide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 15 - Slide

Dubbele punt (blz. 184)
Je gebruikt een dubbele punt als je iets aankondigt, bijvoorbeeld:

  • een opsomming: Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 16 - Slide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens

  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel in de vaatwasser.'


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - 

geen aanhalingstekens

  • Vader zei dat hij de vuile borden wel in de vaatwasser zou zetten.'
Let op onderwerp en gezegde

Slide 17 - Slide

Aanhalingstekens (blz. 184)
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt.  Je citeert.
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. 
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 18 - Slide

'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.
Dit is:
a. Directe rede (twee vingers)
b. Indirecte rede (drie vingers)

Slide 19 - Slide

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens
a. Dit is waar (twee vingers)
b. Dit is niet waar (drie vingers)

Slide 20 - Slide

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten van Spelling H6 Opdracht 1, 2 en 3 blz. 185

Klaar?: Ga lekker lezen in je leesboek of werk aan je verwerkingsopdracht. 

Slide 21 - Slide