Lezen herhaling blok 1-4 2ha

Lezen: blok 1-4
Toets: donderdag 28 januari (daltonuur): Lezen blok 1 t/m 4 & samenvatting stof eerste leerjaar (op Classroom)

Vandaag: korte herhaling Lezen blok 1-4

1) Je bekijkt deze LessonUp in de klasomgeving--> maak de vragen
2) Bekijk dan nog eens de hoofdstukken over lezen in je boek. 
3) Maak een mindmap over deze lesstof.
3) Deel op Classroom een foto van je mindmap--> uiterlijk 27 januari inleveren


1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lezen: blok 1-4
Toets: donderdag 28 januari (daltonuur): Lezen blok 1 t/m 4 & samenvatting stof eerste leerjaar (op Classroom)

Vandaag: korte herhaling Lezen blok 1-4

1) Je bekijkt deze LessonUp in de klasomgeving--> maak de vragen
2) Bekijk dan nog eens de hoofdstukken over lezen in je boek. 
3) Maak een mindmap over deze lesstof.
3) Deel op Classroom een foto van je mindmap--> uiterlijk 27 januari inleveren


Slide 1 - Slide

Herhaling Lezen blok 1-4
-onderwerp: waar gaat de tekst over?
-hoofdgedachte: wat zegt de schrijver over het onderwerp?
-kernzin: de belangrijkste zin van de alinea, vaak de eerste, soms de laatste zin
-objectief: feitelijk, controleerbaar
-subjectief: mening, niet controleerbaar

Slide 2 - Slide

Herhaling Lezen blok 1-4
-tekstdoel: 
informeren, overhalen, overtuigen, uitleg geven, amuseren

-tekstsoort:
 krantenartikel, tijdschriftartikel, stripverhaal, reclame

Slide 3 - Slide

Herhaling Lezen blok 1-4
-Een tekst bestaat uit een inleiding, een kern (middenstuk) en een slot.

-Manieren van inleiden:
1. vragen stellen
2. de aanleiding voor het schrijven noemen
3. een deskundige aan het woord laten
4. een anekdote vertellen 
5. het onderwerp introduceren

Slide 4 - Slide

Herhaling Lezen blok 1-4
Manieren om een tekst af te sluiten:
1. een conclusie 
2. een samenvatting
3. een advies

Slide 5 - Slide

Herhaling Lezen blok 1-4
-verwijswoorden: hij, zij, die, dat, wie, wat - woorden die naar iets anders in de tekst verwijzen. 

bijvoorbeeld: 
Pim heeft een gebroken pols. Hij is gisteren hard gevallen.
('Hij' is een verwijswoord en verwijst naar Pim)
Ik mag geen onvoldoende halen vandaag. Dat wordt heel lastig.
('Dat' is het verwijswoord en verwijst naar 'geen onvoldoende halen')


Slide 6 - Slide

Herhaling Lezen blok 1-4
-verbanden in de tekst: wat heeft de ene zin / alinea met de andere zin / alinea te maken?
1. uitspraak - opsomming (opsomming): als je dingen die bij elkaar horen achter elkaar plaatst.

Ik ga op vakantie en neem een tent, een handdoek en een fles shampoo mee. 
signaalwoorden: en, bovendien, ook ...


3. uitspraak - voorbeeld (voorbeeld):

Slide 7 - Slide

Herhaling Lezen blok 1-4
2. uitspraak- tegenstelling (tegenstelling): je beweert eerst iets, vervolgens beweer je iets anders of geef je een nuance.

'Ik houd niet van wintersport maar ik kan wel snowboarden.'

signaalwoorden: maar, toch, daarentegen, in tegenstelling tot...

Slide 8 - Slide

Herhaling Lezen 1-4:
3. uitspraak - voorbeeld (voorbeeld): spreekt voor zich. Je geeft van iets een voorbeeld. 

'Jan houdt van Italiaans eten, bijvoorbeeld van pizza.'

signaalwoorden: bijvoorbeeld, als, zoals, zo ... 

Slide 9 - Slide

Verbindingsmanieren

Zinnen en alinea's worden verbonden door middel van een verband. Dit kan op verschillende manieren worden aangegeven:

1 door het gebruik van een signaalwoord

2 door het herhalen van een woord

3 door een overgangszin met een verwijzing

4 door een aankondigende zin

Slide 10 - Slide

'en' is een signaalwoord van het verband uitspraak - tegenstelling
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

De leerlingen maken de computers stuk. Ze doen nooit eens voorzichtig.

Wat is het signaalwoord en waar verwijst het naar?
A
nooit, de computers
B
doen, leerlingen
C
ze, leerlingen
D
ze, computers

Slide 12 - Quiz

Appels zijn lekkerder dan peren.

Deze zin is:
A
objectief
B
subjectief

Slide 13 - Quiz

Wij eten regelmatig Italiaanse gerechten. Maar eigenlijk houd ik meer van stamppot.

Hier is sprake van een:
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-tegenstelling
C
uitspraak-voorbeeld

Slide 14 - Quiz

'Denk je dat het saai is om geschiedenis te studeren? Heb je je dan nooit afgevraagd in hoeverre ons leven van nu wordt beïnvloed door wat er vroeger gebeurd is? ....'
Dit is het begin van een tekst. Hoe leidt de schrijver de tekst in?
A
door vragen te stellen
B
door een anekdote
C
door het onderwerp te introduceren
D
door een deskundige het woord te geven

Slide 15 - Quiz

Wat is geen tekstdoel?
A
informeren
B
overwegen
C
overhalen
D
amuseren

Slide 16 - Quiz

Bij het maken van een hoofdgedachte beantwoord je de vraag; Waar gaat de tekst over?
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

De muziek van Michael Jackson wordt nu in de ban gedaan. Drake schrapt bijvoorbeeld de nummers van MJ uit zijn Europese optredens.

Welke verbindingsmanier zie je hier?
A
Herhaling
B
Signaalwoord
C
Overgangszin met verwijswoord
D
Aankondigende zin

Slide 18 - Quiz

De aanslagen in Nieuw-Zeeland kostten vijftig mensen het leven. Hiermee is het de bloedigste aanslag ooit in het land.

Welke verbindingsmanier staat hier?
A
Overgangszin met verwijswoord
B
Aankondigende zin
C
Herhaling
D
Signaalwoord

Slide 19 - Quiz

Top! 
Je hebt nu een groot deel van de toetsstof herhaald... 

Je kunt nu aan de slag met de mindmap
--> verwerk alle theorie uit blok 1t/m4 van lezen
--> verwerk ook de samenvatting uit het eerste jaar (Classroom)

SUCCES!

Slide 20 - Slide