Inversie en OTT

Herhalen
OKAN JUNIOR
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsLager onderwijs

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Herhalen
OKAN JUNIOR

Slide 1 - Slide

Younes _______ elke dag naar school met de tram.
A
Komt
B
Kommt
C
Komtt
D
Kom

Slide 2 - Quiz

Mevrouw Linda ______ drie kinderen.
A
Hebt
B
Heft
C
Heeft
D
Heef

Slide 3 - Quiz

De honden van
mevrouw Astrid _____ niet groot.
A
Heeft
B
Is
C
Hebben
D
Zijn

Slide 4 - Quiz

Wij ________ morgen naar Italië.
A
Vertrekken
B
Vertrek
C
Vertrekkend
D
Vertreken

Slide 5 - Quiz

Pas inversie toe op de zin:
'Ik bel nu mijn moeder.'
A
Ik nu bel mijn moeder.
B
Nu bel ik mijn moeder.
C
Mijn moeder nu bel ik.
D
Bel ik mijn moeder nu?

Slide 6 - Quiz

Ik eet 's ochtends graag choco.
A
's Ochtends graag ik eet choco.
B
Choco ik graag eet 's ochtends.
C
's Ochtends eet ik graag choco.
D
Graag ik choco eet 's ochtends.

Slide 7 - Quiz

Welke vraagwoorden
zijn er allemaal?

Slide 8 - Mind map

Vul het vraagwoord in:
______ heet jouw mama?
A
Wanneer
B
Hoe
C
Wie
D
Welke

Slide 9 - Quiz

Vul het vraagwoord in:
______ ben jij boos?
A
Wie
B
Hoe
C
Wat
D
Waarom

Slide 10 - Quiz

Vul het vraagwoord in:
______ is OKAN zilver?
A
Hoe
B
Wie
C
Waar
D
Waarom

Slide 11 - Quiz

Maak een zin en begin met de tijd:
Adam werkt vandaag niet.

Slide 12 - Open question

Maak een zin en begin met de tijd:
Wij gaan morgen naar Schoten.

Slide 13 - Open question

Maak een zin en begin met de tijd:
Ik moet vandaag niet naar school.

Slide 14 - Open question

Maak een zin en begin met de plaats:
Ik woon in Mechelen.

Slide 15 - Open question

Maak een zin en begin met de plaats:
Onze school is in Merksem.

Slide 16 - Open question

Maak een zin en begin met de plaats:
Het is koud in België.

Slide 17 - Open question

Wat is het meervoud?
'Paard'
A
Paards
B
Paard
C
Paarden
D
Paarrden

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud?
'Voetbal'
A
Voetbalen
B
Voetballen
C
Voettbalen
D
Voetenballen

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud?
'Peer'
A
Peren
B
Peeren
C
Peerren
D
Perren

Slide 20 - Quiz

Wat is het enkelvoud van 'broeken'?
A
Broek
B
Broeke
C
Broekk
D
Broeken

Slide 21 - Quiz

Wat is het enkelvoud van 'tafels'?
A
Taffel
B
Taafel
C
Tafel
D
Taaffel

Slide 22 - Quiz

Schrijf het meervoud van: papier

Slide 23 - Open question

Schrijf het enkelvoud van huiswerk

Slide 24 - Open question