V3 - Verben wiederholen

V3 - Woche 21 - Stunde 1
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

V3 - Woche 21 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Klaarleggen bij binnenkomst


  1. Boek Neue Kontakte VWO 3 B
  2. Schrift
  3. Pen


Slide 2 - Slide

Planung 

Besprechen: Sterke werkwoorden met 
'a' en 'e' in de stam + Aufgabe 19 - 28

Weißt du noch? - Alle Verben besprechen

Grammatik: Verben kwartet in Gruppen von 5 - 6 Schüler
    Ziele

    Oud leerdoel
    • Je kunt zwakke werkwoorden, onregelmatige werkwoorden en modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd en voltooide tijd gebruiken.
    Nieuw leerdoel
    • Je kunt sterke werkwoorden met een 'a/ä' en 'e/i(e)' in de stam in de tegenwoordige tijd gebruiken. 

    Slide 3 - Slide

    Grammatik: sterke werkwoorden met 'a' en 'e'
    • Was: nakijken K5 Paragraf E Grammatik Aufgabe 19, 21, 22, 23, 25, 26, 27
    • Wie: Kontrolliere deine Antworten und verbessere die Fehler
    • Zeit: 10 Minuten


      Slide 4 - Slide

      De onregelmatige werkwoorden: haben, sein & werden in de tegenwoordige tijd

      Slide 5 - Slide

      haben = hebben   &               sein zijn
      ich
      bin
      du
      bist
      er/sie/es
      wer/man
      ist
      wir 
      sind
      ihr
      seid
      sie
      sind
      Sie
      sind
      ich
      habe
      du
      hast
      er/sie/es
      wer/man
      hat
      wir
      haben
      ihr
      habt
      sie
      haben
      Sie
      haben
      Het rijtje 'sein', 'haben' & 'werden' moet je uit je hoofd leren!

      Slide 6 - Slide

      werden
      =
      worden,
      zullen
      ich
      werde
      du
      wirst
      er/sie/es 
      wer
      wird
      wir 
      werden
      ihr
      werdet
      sie
      werden
      Sie
      werden
      ik 
      word /zal
      jij
      wordt / zult
      hij/zij/het
      wie
      wordt / zal
      wij 
      worden / zullen
      jullie
      worden / zullen
      zij 
      worden/ zullen
      wordt / zult
      Het rijtje 'sein', 'haben' & 'werden' moet je uit je hoofd leren!

      Slide 7 - Slide

      Het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd

      Slide 8 - Slide

      Hoofdregel (feesttenten)
      FE-
      ich
      spiele
      du
      spielst
      er / sie / es
      spielt
      wir
      spielen
      ihr
      spielt
      sie / Sie
      spielen

      Slide 9 - Slide

      Uitzonderingen 
      ich
      arbeite
      du 
      arbeitest
      er / sie / es
      arbeitet
      wir
      arbeiten
      ihr
      arbeitet
      sie / Sie 
      arbeiten
      Als de stam op een -d of -t eindigt, krijg je bij du, er/sie/es en de ihr-vorm een tussen -e!

      Slide 10 - Slide

      Uitzonderingen 
      ich
      öffne
      du 
      öffnest
      er / sie / es
      öffnet
      wir
      öffnen
      ihr
      öffnet
      sie / Sie 
      öffnen
      Speciale werkwoorden (atmen, regnen, zeichnen, rechnen, öffnen) krijgen bij du, er/sie/es en ihr een tussen e. 
      Dit geldt ook bij de werkwoorden: atmen, regnen, zeichnen & rechnen.

      Slide 11 - Slide

      Het sterke werkwoord in de tegenwoordige tijd

      Slide 12 - Slide

      a-Umlaut regel
      fahren = rijden (sterk werkwoord)
      Sterke werkwoorden met een a in de stam 
      krijgen in de tegenwoordige tijd bij 
      du en er/sie/es een Umlaut (puntjes). 
      ich fahre
      du fährst
      er/sie/es fährt
      wir fahren
      ihr fahrt
      sie/Sie fahren
      Dezelfde uitgangen als het zwakke werkwoord, dus FEESTTENTEN. 

      Slide 13 - Slide

      e/i-Wechsel regel
      spreken
      sprechen
      zien
      sehen
      ich spreche
      ich sehe
      du sprichst
      du siehst
      er/sie/es spricht
      er/sie/es sieht
      wir sprechen
      wir sehen
      ihr sprecht
      ihr seht
      sie/Sie sprechen
      sie/Sie sehen
      Een sterk werkwoord met een e in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es een i(e) .
       
      Lange –e wordt ie --> du siehst 
      Korte –e wordt i --> du sprichst

      Dezelfde uitgangen als het zwakke werkwoord, dus FEESTTENTEN. 

      Slide 14 - Slide

      De modale werkwoorden (Modalverben) in de tegenwoordige tijd

      Slide 15 - Slide

      Wiederholung (tegenwoordige tijd)

      Slide 16 - Slide

      Wiederholung (tegenwoordige tijd)

      Slide 17 - Slide

      Spiel: Verben Quartett
      Wie
      1. Bilde eine Gruppe von 5 - 6 Schülern.
      2. Die Karten werden gemischt und alle Spieler bekommen 6 Karten.          
          Der Rest wird auf einen Stapel auf dem Tisch gelegt.
      3. Ein Schüler beginnt und bittet einen anderen Schüler um eine Karte. 
          Dabei muss er/sie den Satz mit dem Verb vervollständigen. 
      4. 
      Mit wem
      In einer Gruppe von 5 - 6 Schülern
      Zeit
      20 Minuten
      Fertig
      Lernen Toets V3duH5 Vokabeln Kapitel 5
      timer
      20:00

      Slide 18 - Slide

      Nächste Stunde
      • K5 H Lesen Aufgabe 48, 49
      • Vorbereitung V3duC Schreibfertigkeit



        Blijf op je plek tot de leswisseling. 
        Schuif je stoel aan en zorg dat je het lokaal netjes en rustig verlaat. 

        Slide 19 - Slide