Les 4. Freud en de Diepten van de Ziel

Sigmund Freud (1856-1939)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GodsdienstLevensbeschouwingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Sigmund Freud (1856-1939)

Slide 1 - Slide


Sigmund Freud  (1856-1939) was een Oostenrijkse neuroloog en de grondlegger van de psychoanalyse, een theorie die sterk heeft bijgedragen aan ons begrip van de menselijke geest. Hij introduceerde concepten als het onbewuste, verdringing, droomanalyse en de psychoseksuele ontwikkeling. Freud geloofde dat het menselijk gedrag vaak werd bepaald door onbewuste drijfveren en conflicten, vooral rond seksualiteit en agressie. Zijn ideeën hebben een blijvende invloed gehad op de psychologie, psychiatrie, literatuur, kunst en cultuur.
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen welke invloed deze Freud heeft gehad op de hedendaagse psychiatrie.
  • Je weet wat 
1. de persoonlijkheidstheorie inhoudt.
2. het oedipuscomplex inhoudt.
3. De ijsbergmetafoor inhoudt
4. zijn visie is op religie.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Rondtrekkende leraren in de rethorica werden                                      genoemd.


Het ging bij hen om                                                       om de                           .


Plato geloofde in vaste                                            die tot uitdrukking komen in                        .


De fysieke wereld is                                                  , ideeën zijn perfect.

De                                              heeft  de wereld geschapen naar het beeld van de Ideeën.

                                                  is de bedenker van de deugdethiek. 

Voor hem zijn                                          de basis van ons denken.


Bij hem is God de 
sofisten
relativisme
waarheid
ethische waarden
Ideeën
imperfect 
demiurg
Aristoteles
waarnemingen
 onbewogen beweger

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Jeugd en studie
Sigmund Freud, geboren als Sigismund Schlomo Freud op 6 mei 1856 in Freiberg, Moravië (nu Příbor, Tsjechië), verhuisde op jonge leeftijd met zijn familie naar Wenen. 
1
 Hij studeerde medicijnen aan de Universiteit van Wenen en specialiseerde zich in neurologie.
2
Na zijn afstuderen werkte hij in het Algemeen Ziekenhuis van Wenen en opende in 1886 zijn eigen privépraktijk. Hier begon hij te werken met patiënten met hysterie en andere psychische stoornissen, wat leidde tot de ontwikkeling van de psychoanalyse.
3
Op 21-jarige leeftijd veranderde Freud zijn voornaam van Sigismund naar Sigmund, wat een vroege stap was om zich te onderscheiden van zijn familie en zijn eigen identiteit te vormen.
4

Slide 4 - Slide

Sigmund Freud werd geboren op 6 mei 1856 in Freiberg, Moravië (nu Příbor, Tsjechië), als Sigismund Schlomo Freud. Hij was van Joodse afkomst.  Op jonge leeftijd verhuisde zijn familie naar Wenen, waar hij het grootste deel van zijn leven doorbracht. Hij studeerde medicijnen aan de Universiteit van Wenen en behaalde zijn doctoraat in de geneeskunde in 1881.
Tijdens zijn studie ontwikkelde Freud een interesse in het zenuwstelsel en werkte hij onder leiding van de invloedrijke neuroloog Ernst Brücke. Na zijn afstuderen werkte hij in het Algemeen Ziekenhuis van Wenen en specialiseerde hij zich in de behandeling van neurologische aandoeningen.
In 1886 opende Freud zijn eigen privépraktijk, waar hij begon te werken met patiënten die leden aan hysterie en andere psychische stoornissen. Dit markeerde het begin van zijn klinische werk dat uiteindelijk zou leiden tot de ontwikkeling van de psychoanalyse.
In 1877, op 21-jarige leeftijd, veranderde Freud zijn voornaam van Sigismund naar Sigmund. Dit was een van de eerste stappen die hij nam om zichzelf te onderscheiden van zijn familie en zijn eigen identiteit te vormen.

Zijn keuze om zijn voornaam te veranderen van Sigismund naar Sigmund kan deels worden gezien als een stap om zich te onderscheiden van zijn Joodse achtergrond. In het Wenen van die tijd werd het antisemitisme steeds sterker, en sommige Joden probeerden hun identiteit te assimileren om discriminatie te vermijden of hun kansen op sociaal en professioneel succes te vergroten.
Hoewel Freud zich niet openlijk identificeerde met zijn Joodse afkomst en zichzelf vaak als atheïst beschouwde, was hij zich bewust van de invloed van antisemitisme op zijn leven en werk. Zijn beslissing om zijn voornaam te veranderen kan worden gezien als een strategie om zichzelf te positioneren in een maatschappij waarin antisemitisme wijdverbreid was, en om zijn eigen identiteit en professionele reputatie vorm te geven buiten zijn religieuze en culturele achtergrond.

Waarom zou Freud zich hebben willen losmaken van zijn roots?

Slide 5 - Open question


Freud was van Joodse afkomst, en zijn keuze om zijn voornaam te veranderen van Sigismund naar Sigmund kan deels worden gezien als een stap om zich te onderscheiden van zijn Joodse achtergrond. In het Wenen van die tijd werd het antisemitisme steeds sterker, en sommige Joden probeerden hun identiteit te assimileren om discriminatie te vermijden of hun kansen op sociaal en professioneel succes te vergroten.
Hoewel Freud zich niet openlijk identificeerde met zijn Joodse afkomst en zichzelf vaak als atheïst beschouwde, was hij zich bewust van de invloed van antisemitisme op zijn leven en werk. Zijn beslissing om zijn voornaam te veranderen kan worden gezien als een strategie om zichzelf te positioneren in een maatschappij waarin antisemitisme wijdverbreid was, en om zijn eigen identiteit en professionele reputatie vorm te geven buiten zijn religieuze en culturele achtergrond.

Slide 6 - Video

Bron: Clipphanger; Wie was Freud (YouTube)
Freud was lange tijd in de greep van cocaïne.

Slide 7 - Slide

Sigmund Freud was verslaafd aan cocaïne gedurende een periode van zijn leven. In de vroege jaren 1880 begon hij cocaïne te gebruiken en was hij enthousiast over de mogelijke medische toepassingen ervan, met name als een middel tegen depressie en als verdovingsmiddel. Hij publiceerde zelfs een essay genaamd "Über Coca" (Over Coca) waarin hij de voordelen van cocaïne prees.
Echter, na verloop van tijd realiseerde Freud zich de ernstige gevaren van cocaïneverslaving en de schadelijke effecten ervan op de gezondheid. Hij staakte uiteindelijk zijn persoonlijk gebruik en trok zijn eerdere positieve opvattingen over de drug in. Freud zelf ervoer de destructieve kracht van cocaïneverslaving en schreef erover in zijn latere werken.

Hoewel Freud's interesse in cocaïne afnam naarmate hij zich bewust werd van de gevaren ervan, zou het hem wel hebben geholpen om een breder begrip te ontwikkelen van de invloed van chemische stoffen op de menselijke geest en gedrag, wat zijn denken over psychoanalyse zou hebben beïnvloed.
Terwijl hij cocaïne gebruikte, zou hij zich bewust zijn geworden van de veranderende gemoedstoestanden en gedragingen die het veroorzaakte, wat hem kon hebben geleid tot een dieper begrip van de complexiteit van menselijke emoties en persoonlijkheidskenmerken.
ID
Impulsen
seksuele energie/ driften thanatos (woede)
 "the devil sitting on your shoulder"
1
Superego
Tegenstander van de Id
Normen en waarden
Ideale zelfbeeld
"The angel sitting on your shoulder"
2
Ego
Weerstand- en verdringingsmechanismen
compromissen sluiten
 realiteit
"The real you"
3
 Persoonlijkheidstheorie
Hij beschouwde persoonlijkheid als dynamisch en onderhevig aan ontwikkeling gedurende het hele leven, voornamelijk beïnvloed door ervaringen in de kindertijd.

Slide 8 - Slide

Freud's persoonlijkheidstheorie, ook bekend als de psychoanalytische persoonlijkheidstheorie, is een van zijn meest invloedrijke bijdragen aan de psychologie. Deze theorie is gebaseerd op het idee dat persoonlijkheid wordt gevormd door de interactie van drie structuren van de geest: het id, het ego en het superego.
Het id: Dit is het primitieve en onbewuste deel van de persoonlijkheid, dat bestaat uit basale instincten en verlangens, zoals honger, seksualiteit en agressie. Het id streeft naar onmiddellijke bevrediging van deze verlangens, zonder rekening te houden met de realiteit of de gevolgen.
Het ego: Het ego ontwikkelt zich als reactie op de eisen van de realiteit en fungeert als bemiddelaar tussen de eisen van het id, de beperkingen van de externe wereld en de normen van het superego. Het ego werkt volgens het principe van de realiteit en probeert verlangens van het id op een sociaal acceptabele en effectieve manier te bevredigen.
Het superego: Het superego vertegenwoordigt het internalisatieproces van maatschappelijke normen, waarden en morele principes. Het bestaat uit het geweten, dat zich bezighoudt met schuldgevoelens en morele conflicten, en het ego-ideaal, dat ideaalgedrag en aspiraties omvat.

Freud geloofde dat de interactie tussen deze drie componenten van de persoonlijkheid bepaalt hoe mensen zich gedragen en hoe ze omgaan met conflicten en angsten. Hij beschouwde persoonlijkheid als dynamisch en onderhevig aan ontwikkeling gedurende het hele leven, voornamelijk beïnvloed door ervaringen in de kindertijd.

Slide 9 - Video

Bron: Freud's Id, Ego, Superego (YouTube)
De metafoor van de ijsberg
Theorie van het onbewuste
Het bewuste denken en gedrag, dat slechts het topje van de ijsberg vertegenwoordigt, is slechts een klein deel van de totale menselijke geest
1
Onder de oppervlakte ligt het voorbewuste, met informatie die toegankelijk is maar niet altijd actief bewust is. 
2
Het grootste deel van de ijsberg, het onbewuste, bevat diepgaande verlangens, impulsen en herinneringen die vaak verdrongen zijn en ons gedrag en emoties beïnvloeden zonder dat we ons daarvan bewust zijn.
3
De psychoanalyse richt zich op het onthullen en begrijpen van deze diepere lagen van de geest om psychische problemen aan te pakken en persoonlijke groei te bevorderen.

Slide 10 - Slide

Freud's theorie van het onbewuste is een kernconcept in de psychoanalyse en vormt de basis van zijn begrip van de menselijke geest. Volgens Freud bestaat het menselijk bewustzijn uit drie niveaus: het bewuste, het voorbewuste en het onbewuste.
Het bewuste: Dit is het deel van de geest waarvan we ons op een bepaald moment bewust zijn. (IJ sberg die je ziet)Het omvat gedachten, gevoelens, herinneringen en percepties die op dat moment actief zijn en toegankelijk zijn voor ons bewuste denken.
Het voorbewuste: Het voorbewuste bevat informatie die momenteel niet bewust is, maar gemakkelijk kan worden opgeroepen naar het bewuste bewustzijn. Dit omvat bijvoorbeeld recente herinneringen, kennis en informatie die niet op het huidige moment relevant zijn, maar wel beschikbaar zijn voor bewuste reflectie wanneer dat nodig is.
Het onbewuste: Het onbewuste is het grootste deel van de geest, waarvan we ons niet bewust zijn. ( Deel van de ijsberg onder het water)  Het bevat diepgaande verlangens, impulsen, herinneringen en emoties die vaak verdrongen of onderdrukt zijn vanwege hun conflicterende of onaanvaardbare aard. Freud geloofde dat het onbewuste een krachtige invloed heeft op ons gedrag, emoties en persoonlijkheid, zelfs als we er niet direct van op de hoogte zijn.
 Verdrongen verlangens en herinneringen blijven in het onbewuste aanwezig en kunnen zich uiten in symptomen, dromen, freudiaanse versprekingen (versprekingen of lapsussen) en andere vormen van onbewust gedrag.
1
Neurotische symptomen, zoals angst, obsessies en dwanghandelingen, zouden voortkomen uit onbewuste conflicten en verlangens die in de kindertijd waren gevormd en later waren verdrongen.
3
             De theorie van het onbewuste is een kernconcept in de psychoanalyse.   
Freud streefde ernaar het onbewuste bewust te maken door middel van technieken zoals vrije associatie, droomanalyse en analyse van versprekingen, met als doel innerlijke conflicten te begrijpen en psychische problemen te behandelen.
2

Slide 11 - Slide

Volgens Freud wordt het onbewuste gevormd door de vroege ervaringen uit de kindertijd, vooral die welke gepaard gaan met sterke emotionele belasting. Verdrongen verlangens en herinneringen blijven in het onbewuste aanwezig en kunnen zich uiten in symptomen, dromen, freudiaanse versprekingen (versprekingen of lapsussen) en andere vormen van onbewust gedrag.

De psychoanalyse streeft ernaar het onbewuste bewust te maken door middel van technieken zoals vrije associatie, droomanalyse en analyse van versprekingen, met als doel innerlijke conflicten te begrijpen en psychische problemen te behandelen.

Het idee van verdrongen herinneringen als oorzaak van neurose is een concept dat vooral geassocieerd wordt met Freud's vroege psychoanalytische theorieën. Freud geloofde dat neurotische symptomen, zoals angst, obsessies en dwanghandelingen, vaak voortkwamen uit onbewuste conflicten en verlangens die in de kindertijd waren gevormd en later waren verdrongen.
Volgens Freud ontstaan verdrongen herinneringen wanneer mensen traumatische of verontrustende ervaringen meemaken die te overweldigend zijn om bewust mee om te gaan. Om deze ervaringen te kunnen verdragen, worden ze weggestopt in het onbewuste, buiten het bereik van bewust denken. Echter, hoewel deze herinneringen verborgen zijn, oefenen ze nog steeds invloed uit op het gedrag en de emoties van een persoon.

Wat gebeurt er met een herinnering die onderdrukt is?
A
het verdwijnt
B
het blijft bewust, maar de persoon probeert er niet aan te denken
C
het blijft in het onderbewuste
D
het achtervolgt je in je dromen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Gebrek aan empirisch bewijs:
Moderne wetenschappelijke methoden en onderzoekstechnieken vereisen reproduceerbare resultaten en objectieve metingen. 
1
Culturele en historische beperkingen: Zijn theorieën werden ontwikkeld in een specifieke culturele en historische context, en zijn niet universeel toepasbaar.De theorieën werden ontwikkeld op basis van zijn ervaringen met patiënten uit de Weense middenklasse van de late 19e en vroege 20e eeuw.
3
Kritiek 
Pseudowetenschap: De  nadruk op het onbewuste en zijn interpretatieve benadering van casestudy's hebben geleid tot kritiek op de subjectiviteit en de interpretatieve aard van zijn werk.
2

Slide 13 - Slide

Volgens Freud wordt het onbewuste gevormd door de vroege ervaringen uit de kindertijd, vooral die welke gepaard gaan met sterke emotionele belasting. Verdrongen verlangens en herinneringen blijven in het onbewuste aanwezig en kunnen zich uiten in symptomen, dromen, freudiaanse versprekingen (versprekingen of lapsussen) en andere vormen van onbewust gedrag.

De psychoanalyse streeft ernaar het onbewuste bewust te maken door middel van technieken zoals vrije associatie, droomanalyse en analyse van versprekingen, met als doel innerlijke conflicten te begrijpen en psychische problemen te behandelen.

Het idee van verdrongen herinneringen als oorzaak van neurose is een concept dat vooral geassocieerd wordt met Freud's vroege psychoanalytische theorieën. Freud geloofde dat neurotische symptomen, zoals angst, obsessies en dwanghandelingen, vaak voortkwamen uit onbewuste conflicten en verlangens die in de kindertijd waren gevormd en later waren verdrongen.
Volgens Freud ontstaan verdrongen herinneringen wanneer mensen traumatische of verontrustende ervaringen meemaken die te overweldigend zijn om bewust mee om te gaan. Om deze ervaringen te kunnen verdragen, worden ze weggestopt in het onbewuste, buiten het bereik van bewust denken. Echter, hoewel deze herinneringen verborgen zijn, oefenen ze nog steeds invloed uit op het gedrag en de emoties van een persoon.
Oedipus / Electracomplex
De hypothese dat jongetjes (3-5 jaar) onbewust seksuele gevoelens ontwikkelen voor hun moeder en rivaliteit voelen tegenover hun vader. Ze willen de exclusieve liefde en aandacht van hun moeder en zien hun vader als een rivaal die deze aandacht en liefde afneemt.
De hypothese dat meisjes vergelijkbare onbewuste seksuele gevoelens ontwikkelen voor hun vader en rivaliteit voelen tegenover hun moeder. Meisjes zouden de penis van hun vader begeren en wensen dat zij er een hebben, terwijl ze hun moeder als obstakel zien. 
De termen "Oedipuscomplex" en "Electracomplex" worden nog steeds gebruikt in de psychoanalytische literatuur, hoewel hun geldigheid en universaliteit in de moderne psychologie vaak ter discussie worden gesteld. Veel hedendaagse psychologen beschouwen deze concepten als cultuurgebonden en niet noodzakelijk van toepassing op alle individuen.

Slide 14 - Slide

Het Oedipuscomplex en het Electracomplex zijn twee centrale concepten in de psychoanalytische theorie van Sigmund Freud. Ze zijn gebaseerd op verhalen uit de Griekse mythologie, met name het verhaal van koning Oedipus en zijn zoon, en het verhaal van Elektra en haar vader Agamemnon.
Oedipuscomplex: Dit concept verwijst naar de hypothese dat jonge jongens onbewust seksuele gevoelens ontwikkelen voor hun moeder en rivaliteit voelen tegenover hun vader. Volgens Freud ervaren jongens deze gevoelens in de vroege kindertijd, meestal tussen de leeftijd van drie en vijf jaar oud. Ze willen de exclusieve liefde en aandacht van hun moeder en zien hun vader als een rivaal die deze aandacht en liefde afneemt. Freud geloofde dat het Oedipuscomplex een cruciale rol speelt in de ontwikkeling van de persoonlijkheid van jongens en dat het niet succesvol doorlopen ervan tot neurotische symptomen kan leiden.
Electracomplex: Het Electracomplex is het vrouwelijke equivalent van het Oedipuscomplex. Het verwijst naar de hypothese dat meisjes vergelijkbare onbewuste seksuele gevoelens ontwikkelen voor hun vader en rivaliteit voelen tegenover hun moeder. Meisjes zouden de penis van hun vader begeren en wensen dat zij er een hebben, terwijl ze hun moeder als obstakel zien. Het Electracomplex, net als het Oedipuscomplex, speelt volgens Freud een cruciale rol in de vroege ontwikkeling van meisjes en kan ook invloed hebben op latere persoonlijkheidstrekken en relaties.

De termen "Oedipuscomplex" en "Electracomplex" worden nog steeds gebruikt in de psychoanalytische literatuur, hoewel hun geldigheid en universaliteit in de moderne psychologie vaak ter discussie worden gesteld. Veel hedendaagse psychologen beschouwen deze concepten als cultuurgebonden en niet noodzakelijk van toepassing op alle individuen.

Slide 15 - Video

Bron: The Oedipus Complex (What is love?) (YouTube)
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
U
E
I
S
P
N
L
M

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Religie als illusie, vergelijkbaar met andere vormen van illusie zoals kunst, liefde en de droomwereld. Voortkomend uit diepe psychologische behoeften, zoals het verlangen naar een beschermende vaderfiguur (God) en de wens om antwoorden te vinden op existentiële vragen over leven, dood en lijden.
1
Religieuze overtuigingen en rituelen, zoals aanbidding en gehoorzaamheid aan goddelijke autoriteit, waren geworteld in het Oedipuscomplex. Hij zag parallellen tussen het verlangen naar een almachtige vaderfiguur in de hemel (God) en het verlangen naar een vaderfiguur op aarde.
2
Religie ook als een vorm van projectie, waarbij individuen hun eigen verlangens, angsten en emoties projecteren op een externe goddelijke figuur.            
3
 Freud's opvattingen over religie worden gezien als controversieel en  veel psychologen zijn het niet eens met zijn analyse.
Religie als collectieve dwangneurose.

Slide 17 - Slide

Freud beschreef religie als een vorm van collectieve dwangneurose. Hij suggereerde dat religieuze overtuigingen en praktijken vergelijkbaar waren met neurotische symptomen bij individuen, zij het op een grotere, maatschappelijke schaal.
Freud had een complexe kijk op religie, die hij in zijn werk uitvoerig heeft onderzocht. Over het algemeen beschouwde hij religie als een vorm van illusie, waarbij hij geloofde dat het ontstond als een manier voor individuen om te voldoen aan psychologische behoeften en om te gaan met onzekerheden en angsten die inherent zijn aan het menselijk bestaan.
Hier zijn enkele belangrijke aspecten van Freud's visie op religie:
Religie als Illusie: Freud beschouwde religie als een illusie, vergelijkbaar met andere vormen van illusie zoals kunst, liefde en de droomwereld. Hij geloofde dat religieuze overtuigingen voortkwamen uit diepe psychologische behoeften, zoals het verlangen naar een beschermende vaderfiguur (God) en de wens om antwoorden te vinden op existentiële vragen over leven, dood en lijden.
Religie als Oedipuscomplex:  Freud stelde dat religieuze overtuigingen en rituelen, zoals aanbidding en gehoorzaamheid aan goddelijke autoriteit, waren geworteld in het Oedipuscomplex. Hij zag parallellen tussen het verlangen naar een almachtige vaderfiguur in de hemel (God) en het verlangen naar een vaderfiguur op aarde.
Religie als projectie: Freud beschreef religie ook als een vorm van projectie, waarbij individuen hun eigen verlangens, angsten en emoties projecteren op een externe goddelijke figuur. Hij geloofde dat deze projecties vaak onbewust waren en dienden als een manier om innerlijke conflicten en onzekerheden te externaliseren.


Volgens Freud heeft de mens een god naar zijn beeld gemaakt.
A
waar
B
niet waar
C
D
h

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
T
T
A
S
A
H
O
N

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Zijn de leerdoelen behaald?
  • Ik kan  uitleggen welke invloed deze Freud heeft gehad op de hedendaagse psychiatrie.
  • Ik weet wat 
1. de persoonlijkheidstheorie inhoudt.
2. de  ijsbergmetafoor  inhoudt.
3. het oedipuscomplex inhoudt.
4. zijn visie is op religie.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions