2HV ww in samengestelde zinnen - H5 Gram. WS

2HV ww in samengestelde zinnen
Grammatica woordsoorten H5 

Lesdoel: Aan het einde van de les kun je de werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2HV ww in samengestelde zinnen
Grammatica woordsoorten H5 

Lesdoel: Aan het einde van de les kun je de werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen. 

Slide 1 - Slide

Voorkennis activeren
Geef in de volgende slide aan wat je nog weet over: 
1. zelfstandig werkwoord; 
2. hulp werkwoord; 
3. koppelwerkwoord. 




Slide 2 - Slide

zww, hww en kww

Slide 3 - Mind map

Het zelfstandig werkwoord geeft aan wat het onderwerp 'doet'?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Er zitten meerdere kww in een zin?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

De negen kww zijn:

(zet een komma + spatie tussen de antw.)

Slide 6 - Open question

In een zin staat altijd maar één zelfstandig werkwoord óf één koppelwerkwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Herhaling theorie zww, hww en kww enkelvoudige zinnen:
Zo herken je het zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
1. In een zin staat altijd maar één zelfstandig werkwoord óf één koppelwerkwoord.
2. Als in een zin slechts één werkwoord staat, is dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord (bij een wg) of een koppelwerkwoord (bij een ng):
VB. – Ik stond (zww) laatst voor een poppenkraam.
VB. – Jan mijne man wordt (kww) ruiter.

Slide 8 - Slide

Vervolg herhaling
Als er meer werkwoorden in de zin staan, staat het zelfstandig werkwoord of het koppelwerkwoord achter in de zin. Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoord (hww):
VB. – Ik heb (hww) laatst voor een poppenkraam gestaan (zww).
VB. – Jan mijne man wou (hww) ruiter worden (kww).

Slide 9 - Slide

Mag jij vuurwerk afsteken?
Afsteken =
A
ZWW
B
HWW
C
KWW

Slide 10 - Quiz

Mag jij vuurwerk afsteken?
Mag =
A
ZWW
B
HWW
C
KWW

Slide 11 - Quiz

Hij heeft een nieuwe auto.
heeft =
A
ZWW
B
HWW
C
KWW

Slide 12 - Quiz

De meeste leraren zijn aardig
zijn =
A
ZWW
B
HWW
C
KWW

Slide 13 - Quiz

Zww, kww en hww in samengestelde zinnen
Stap 1 : splits de zin in enkelvoudige zinnen
Vb.‘Later is allang begonnen’ is een elpee van Klein Orkest en Harrie Jekkers zingt op die plaat dat je levend voor morgen nú je toekomst zult kwijtraken.

1.1. ‘Later is allang begonnen’ is een elpee van Klein Orkest 
1.2. Harrie Jekkers zingt op die plaat
1.3. dat je levend voor morgen nú je toekomst zult kwijtraken.

Stap 2 : Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast. Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde? 
Stap 3: Pas daarna de regels van het benoemen van de werkwoorden toe. 

Slide 14 - Slide

Werkwoordelijk gezegde 

Belangrijkste werkwoord = zww, er zit altijd één zww in de zin. Zit er maar ww in de zin dan is het automatisch zww. 

zww = geeft aan wat je 'doet' 

Overige ww zijn hww
Naamwoordelijk gezegde

Belangrijkste werkwoord = kww, er zit altijd één kww in de zin. Zit er maar 1 ww in de zin dan is het automatisch kww. 

Is het een van de negen kww? 

Overige ww zijn hww 

Slide 15 - Slide

De buurvrouw vroeg mij of ik haar hond wilde uitlaten, omdat ze ziek was geworden.

Stap 1 : splits de zin in enkelvoudige zinnen

Slide 16 - Open question

Zin 1: De buurvrouw vroeg mij
Zin 2: of ik haar hond wilde uitlaten
Zin 3: omdat ze ziek was geworden
Stap 2: Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast.
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

Slide 17 - Open question

Zin 1: De buurvrouw vroeg mij
Zin 2: of ik haar hond wilde uitlaten
Zin 3: omdat ze ziek was geworden

Stap 3: Pas daarna de regels van het benoemen van de werkwoorden toe.

Slide 18 - Open question

Jeroen wil over een aantal jaar worden wat zijn baas nu is.

Stap 1 : splits de zin in enkelvoudige zinnen

Slide 19 - Open question

Jeroen wil over een aantal jaar worden wat zijn baas nu is.

Stap 2: Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast.
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

Slide 20 - Open question

Jeroen wil over een aantal jaar worden wat zijn baas nu is.

Stap 3: Pas daarna de regels van het benoemen van de werkwoorden toe.

Slide 21 - Open question

Wie mijn antwoordapparaat inspreekt, wordt altijd door mij teruggebeld.

Stap 1 : splits de zin in enkelvoudige zinnen

Slide 22 - Open question

Wie mijn antwoordapparaat inspreekt, wordt altijd door mij teruggebeld.

Stap 2: Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast.
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

Slide 23 - Open question

Wie mijn antwoordapparaat inspreekt, wordt altijd door mij teruggebeld.

Stap 3: Pas daarna de regels van het benoemen van de werkwoorden toe.

Slide 24 - Open question

Extra oefenen? 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Lesdoel: Aan het einde van de les kun je de werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen. 
Behaald?

Slide 27 - Slide

Maken H5 Gram. WS
ww in samengestelde zinnen. 

Slide 28 - Slide