Unit 1, lesson 1 (2) LRN

Today
  1. StudyGo
  2. Rewind
  3. Homework check
  4. Grammar: uitleg
  5. Practise 
  6. (Home)work
  7. Looking back
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Today
  1. StudyGo
  2. Rewind
  3. Homework check
  4. Grammar: uitleg
  5. Practise 
  6. (Home)work
  7. Looking back

Slide 1 - Slide


Aan het einde van deze les..

  1. ..weet je hoe je de past simple moet gebruiken
  2. .. weet je wanneer je de past simple moet gebruiken
  3. .. kun je 2 dingen benoemen die je hebt geleerd

Slide 2 - Slide

timer
5:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil tussen 'skimmen' en 'scannen'?

Slide 5 - Open question

3. Homework check

Homework was:
  • Exc. 2, p.7
  • Exc. 2 t/m 8 (p.9 t/m 12)

Please, open p.7

Check together:
exc. 6/7/8

Slide 6 - Slide

Past simple & betrekkelijke voornaamwoorden

Please, take out your notebook

Slide 7 - Slide

Neem over in je schrift:

  1. He played a match on Saturday.
  2. She worked at a snackbar during the summerholiday. 

  3. Queen Elizabeth died on September 8th 2022.
  4. Verstappen won the race last Sunday. 






  • Wat hebben al deze zinnen met elkaar gemeen?
  • Ze staan in de verleden tijd.
  • Er staat in alle zinnen een bepaling van verleden tijd

Slide 8 - Slide

Kijk maar:

  1. He played a match on Saturday.
  2. She worked at a snackbar during the summerholiday.


  3. Queen Elizabeth died on September 8th.
  4. Verstappen won the race last Sunday. 



  • Wat is het verschil tussen zin 1/2 & 3/4? (Tip; kijk naar de werkwoorden).

  • played (1) & worked (2) --> regelmatige werkwoorden.

  • died (3) & won (4) --> onregelmatige werkwoorden

Slide 9 - Slide

Neem over in je schrift:


Wanneer? 
Als er iets in de verleden tijd gebeurd is. Er staat een bepaling van verleden tijd in de zin.

Hoe?
Regelmatig werkwoord: +(e)d
Onregelmatig werkwoord: rijtje 2 
The past simple

Slide 10 - Slide

Waar denk je aan bij deze tekens?
+
-
?

Slide 11 - Slide

3 soorten zinnen..
       bevestigend                     ontkennend                      vragend
+
-
?

Slide 12 - Slide




  • He played a match on Sunday.
  • He didn't play a match on Sunday. 

  • She worked at a snackbar.
  • She didn't work at a snackbar. 

  • Verstappen won the race.
  • Verstappen didn't win the race.



  • He played a match on Sunday.
  • Did he play a match on Sunday?

  • She worked at a snackbar.
  • Did she work at a snackbar?

  • Verstappen won the race.
  • Did Verstappen win the race?


Ontkennend maken
Vragend maken

Slide 13 - Slide

Neem over in je schrift:
In een ontkennende zin...
..gebruik je ALTIJD didn't + hele werkwoord
Let op! De -ed achter het werkwoord verdwijnt!
--> He didn't play a match on Sunday.

In een vragende zin...
.. begin je ALTIJD met did
.. daarna komt het onderwerp (wie of wat)
.. daarna gebruik je het hele werkwoord

Ontkennend maken
Vragend maken

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Maak ontkennend (-):
She had a nightmare last night.

Slide 16 - Open question

Maak vragend (?):
She had a nightmare last night.

Slide 17 - Open question

Geef een voorbeeld van een onregelmatig werkwoord..

Slide 18 - Open question

Geef een voorbeeld van een regelmatig werkwoord..

Slide 19 - Open question

5. (Home)work


Thursday, September 14th:
Maken:
  • Exc. 9, 10 (p.13/14)
  • Unit 1, lesson 1: practise more (online)

Leren
  • words lesson 1 (p.157)

  • Voor jezelf
  • In stilte
  • Tijd tot afsluiting van de les.
  • Muziek mag
  • Klaar? Dan leren via StudyGo (linkje in Classroom)

Slide 20 - Slide

Looking back:
Noem 2 dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 21 - Open question