Trappen van vergelijking + als / dan oefening

§4 Trappen van vergelijking
Blz 224
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

§4 Trappen van vergelijking
Blz 224

Slide 1 - Slide

Trappen van vergelijking
Wat weet je al?

Slide 2 - Slide

Trappen van vergelijking
stellend
vergrotend
overtreffend

Slide 3 - Slide

Trappen van vergelijking
Theorie
Stellende trap
Schrijf het woord zo simpel mogelijk op:
Het zwembad is diep.
Noor is dapper

Vergrotende trap
Zet -(d)er achter het woord: 
Dat zwembad is dieper.
Noor is dapperder

Overtreffende trap
Zet -st(e) achter het woord. 
Dit is het diepste zwembad ooit! 
Van mijn vriendinnen is Noor het dapperst. 

Gebruik bij woorden op -st of -sch en woord meest.
Jayden was het meest verrast. 

Slide 4 - Slide

Trappen van vergelijking
Als of dan?
stellende trap
Schrijf het woord zo simpel mogelijk op:
Het zwembad is diep.
Noor is dapper

als 

Noor is net zo dapper als Amir. 
Vergrotende trap
Zet -(d)er achter het woord: 
Dat zwembad is dieper.
Noor is dapperder

dan 
 
Het zwembad is dieper dan het kleine meer. 

Overtreffende trap
Zet -st(e) achter het woord. 
Dit is het diepste zwembad ooit! 
Van mijn vriendinnen is Noor het dapperst. 

Gebruik bij woorden op -st of -sch en woord meest.
Jayden was het meest verrast. 

Slide 5 - Slide

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'traag'.
1
2
3
 traag
trager
traagst

Slide 6 - Drag question

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

lief
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 7 - Quiz

Hoeveel trappen van vergelijking zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van...?

veel
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel, meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 9 - Quiz

Trappen van vergelijking:
meer =
A
vergelijkende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 10 - Quiz

Trappen van vergelijking
weinig=
A
stellende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 11 - Quiz

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking?
A
stellende trap overtreffende trap vergrotende trap
B
vergrotende trap stellende trap overtreffende trap
C
stellende trap vergrotende trap overtreffende trap
D
overtreffende trap stellende trap vergrotende trap

Slide 13 - Quiz

Trappen van vergelijking
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
Groot
Groter
Grootst

Slide 14 - Drag question

Zet de trappen van vergelijking in de goede volgorde. 
1
2
3
de stellende trap
de vergrotende trap
de overtreffende trap

Slide 15 - Drag question

Hij is groter dan ik.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Hij is net zo lui dan ik.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

De docent is net als ik een beetje moe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Ik ben groter ... mijn jongere zusje.
A
Als
B
Dan

Slide 19 - Quiz

Het is vandaag warmer ... gisteren.
A
Als
B
Dan

Slide 20 - Quiz

Jij bent net zo snel ... ik.
A
Als
B
Dan

Slide 21 - Quiz

Zij lacht vaker ... hij.
A
Als
B
Dan

Slide 22 - Quiz

De nieuwe telefoon is duurder ... de oude.
A
Als
B
Dan

Slide 23 - Quiz

Hij is precies even lang ... zijn beste vriend.
A
Als
B
Dan

Slide 24 - Quiz

Mijn vakantie begint eerder ... die van jou.
A
Als
B
Dan

Slide 25 - Quiz

Deze tas is zwaarder ... ik dacht.
A
Als
B
Dan

Slide 26 - Quiz