H3 schakelingen

Hoofdstuk 3
 Schakelingen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 3
 Schakelingen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Herhaling 
  2. Zelfstandig werken  
   

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is de eenheid van spanning?
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 4 - Quiz

Maakt het uit waar je de stroomsterkte meet?
A
Ja, voor het lampje is die het hoogst
B
Ja, na het lampje is die het hoogst
C
ja, maar je weet niet waar die het hoogste is
D
nee, de stroomsterkte is overal even groot

Slide 5 - Quiz

Voorbeelden van spanningsbronnen zijn ....
A
batterij, dynamo, spoel
B
dynamo, elektromagneet, zonnecel
C
batterij, dynamo, zonnecel
D
batterij, zonnecel, elektromagneet

Slide 6 - Quiz

Ampère staat voor
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte

Slide 7 - Quiz

Spanning is een grootheid. Wat is het symbool voor spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A

Slide 8 - Quiz

Wat gaan we leren vandaag?
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.   
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.   
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.

Slide 9 - Slide

Schakelschema's

Slide 10 - Slide

5.3 Schakelingen
Als je bezig bent met verschillende schakelingen, is het goed om te weten hoe je die schakelingen kunt tekenen.
Zo’n tekening van een schakeling noemen we een schakelschema.
Elk onderdeel heeft een eigen symbool, een apart symbool voor een lampje of schakelaar.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Schakeling
Schakelschema

Slide 13 - Slide

2 soorten schakelingen
De serieschakeling: alle onderdelen zitten achter elkaar.
  • Denk aan een tv-serie. Alle afleveringen volgen elkaar op. 

De parallelschakeling: Alle onderdelen zitten naast elkaar
  • Denk aan een parallelweg. Er lopen 2 wegen naast elkaar. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Serieschakeling
  • Als je 1 lampje los maakt, dan gaat de andere ook automatisch uit.
  • De spanning wordt verdeelt over alle onderdelen.
  • Beide lampjes zitten in dezelfde stroomkring met dezelfde stroomsterkte

Slide 16 - Slide

Parallel-
schakeling
  • Als je 1 lampje los maakt, dan blijft het andere lampje gewoon branden.
  • De spanning over beide lampjes is hetzelfde.
  • Elk lampje heeft zijn eigen stroomkring en dus zijn eigen stroomsterkte

Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken
  • Paragraaf 3.1 de serieschakeling doorlezen.
  • Maak opgaven tm 16
timer
15:00

Slide 18 - Slide

Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 19 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 5 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 20 - Quiz

Wat is de spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 21 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 22 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 6 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 23 - Quiz



A
1. kruis en 2. ongeveer
B
1. lampje en 2. ongeveer
C
1. lampje en 2. batterij
D
1. kruis en 2. batterij

Slide 24 - Quiz

Op de afbeelding zie je een....
A
Zekering
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Weerstand

Slide 25 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
Een batterij levert een stroom
B
Een batterij raakt nooit leeg
C
Een batterij is milieu vriendelijk
D
Een batterij heeft 2 + aansluitingen

Slide 26 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 3 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 27 - Quiz