19 jan. 23 Literaire begrippen perspectief en tijd

T H 2 P
17 januari  
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

T H 2 P
17 januari  

Slide 1 - Slide

Programma deze week

  1. Boek Erna Sassen Zonder Titel (les 1)
  2. Literaire begrippen en zinsdelen (les 2)

We werken deze periode met wisbordjes en willekeurige namen

Slide 2 - Slide

Leerdoel deze week
  • Aan het eind van deze week ken je de literaire begrippen perspectief en tijd en kun je ze toepassen op teksten.
=> TEA 3: toets Zonder Titel
  • Ook heb je het lijdvw en meewvw (weer) leren ontdekken in een zin.

 

Slide 3 - Slide

t/m pag. 151 gelezen




In groepjes vragen 1 t/m 10 maken





Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Formatieve toets
Pak je laptop en log in op LessonUp

Slide 6 - Slide

Uitleg literaire begrippen
document staat ook op Teams, Bestanden, Lesmateriaal

Slide 7 - Slide

Leerdoelen: tijd en perspectief
  • Je kent de verschillende vertelperspectieven.
  • Je kent het verschil tussen vertelde tijd en verteltijd.
  • Je kunt tijdsversnellingen en -vertragingen in een tekst aanwijzen.
  • Je kunt flashbacks en flashforwards herkennen. 
  • Je kunt de historische tijd bepalen van een verhaal.


Slide 8 - Slide

Vertelperspectief
  • Wat is een 'vertelperspectief'? Schrijf op je bordje. 
  • ....
  • gezichtspunt/perspectief: schrijver/regisseur bepaalt via wie jij de gebeurtenissen in het verhaal meekrijgt

Slide 9 - Slide

Vier vormen:
  1. ik-perspectief (ik-persoon vertelt het verhaal). Bv: Alaska
  2. personaal perspectief (hij/zij-persoon vertelt het verhaal)
  3. meervoudig personaal perspectief (verschillende hij/zij-personen)
  4. *alwetend perspectief: verteller weet méér dan personages en 'hangt boven het verhaal': maakt er zelf geen deel van uit. Kan ook commentaar geven op de personages
  5. Let op: personage/verteller is NIET de schrijver! 

Slide 10 - Slide

Perspectief
  • kan onbetrouwbaar zijn, omdat je als lezer een onvolledig, onjuist of vertekend beeld kan krijgen. Bijvoorbeeld als de verteller hallucineert of duidelijk liegt. 
  • het perspectief kan wisselen binnen een verhaal - vaak is er dan een witregel of nieuw hoofdstuk.

Slide 11 - Slide

=> welk 
perspectief? 

Slide 12 - Slide

=> welk perspectief? 

Slide 13 - Slide

Tijd
  • Waaraan zie je in welke tijd een verhaal of film zich afspeelt? 
  • ...
  • voorwerpen, omgangsvormen, wel of geen internet, voertuigen, taalgebruik, etc.  
  • => dit noem je de historische tijd

Slide 14 - Slide

Welke tijd?
Een jongen komt bij in een snikhete, kale grasvlakte. Hij kan zich niets meer herinneren. Tot zijn opluchting vindt hij een rugzak met daarin een telefoon. Hij wil het alarmnummer intoetsen, maar ziet dat hij een voicemailbericht heeft ontvangen. Hij luistert het af en hoort zijn eigen stem zeggen: ‘Wat er ook gebeurt, bel in geen geval de politie.’

Slide 15 - Slide

Boy 7, Mirjam Mous, 2009
Aanwijzigingen:
- mobiele telefoon
- voicemailberichten

Slide 16 - Slide

Welke tijd?
'Om halfdrie keerden de Van Raats van het souper terug naar het Nassauplein. Hun huis was stil, de knecht en de meiden waren naar bed. Terwijl Henk zijn sleutel in den zak stak, stelde Betsy zich haar slapenden jongen voor, met gesloten vuistjes, in zijn wit bedje. Zij nam de bougie, van den pijler der trap, en ging naar boven.'

Uittreksel van: Louis Couperus. 'Eline Vere'. iBooks. https://books.apple.com/nl/book/eline-vere/id511062936

Slide 17 - Slide

1888, Eline Vere, Couperus
Aanwijzigingen:
- taalgebruik en schrijfwijze
- knecht en meiden als personeel
- kaars als verlichting 

Uittreksel van: Louis Couperus. 'Eline Vere'. iBooks. https://books.apple.com/nl/book/eline-vere/id511062936

Slide 18 - Slide

Vertelde tijd = tijdsduur van het verhaal
Verhaal kan een paar dagen, een paar maanden of een aantal jaar duren.
Hoe zit dit met Zonder Titel?


Verteltijd: hoe lang je erover doet om het verhaal te lezen. Je drukt dit uit in pagina's / regels / woorden.

Slide 19 - Slide

Een verhaal is vaak niet-chronologisch
chronologisch: alle gebeurtenissen volgens de tijd
  • flashback: je gaat terug in de tijd
  • flashforward: je stapt even uit het grote verhaal en leest iets over de toekomst
  • tijdssprong: er wordt een stuk tijd overgeslagen
  • versnelling: wat er allemaal gebeurt, is kort opgeschreven
  • vertraging: wat er allemaal gebeurt, is heel uitgebreid beschreven. Daarmee bouw je spanning op.

Slide 20 - Slide

Kijkopdracht - James Bond

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Welke vragen heb je nog? 
  1. Uitleg lezen Literaire begrippen (Tijd en Perspectief)
  2. Vragen beantwoorden over Perspectief en Tijd, pag. 4 en 5

  3. Lezen in Zonder Titel, t/m 169

Slide 23 - Slide

Wat heb je geleerd in 
deze les?

Slide 24 - Slide