30 september

Wat doen we vandaag?
  • Modus en these.
  • Overige vragen grammatica?
  • Bespreken 13A, af.
  • Bespreken 13B?
  • Vertalen 13B af.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Modus en these.
  • Overige vragen grammatica?
  • Bespreken 13A, af.
  • Bespreken 13B?
  • Vertalen 13B af.

Slide 1 - Slide

Modi










Nee.... modi, geen mode...

Slide 2 - Slide

Modi
  • Het Latijnse werkwoord heeft naast een tijd ook een modus of wijze:
  • Infinitivus (onbepaalde wijs) 
  • Indicativus (aantonende wijs)
  • Imperativus (gebiedende wijs)
  • Conjunctivus (aanvoegende wijs) 
  • Participium (deelwoord)

Slide 3 - Slide

Modus: infinitivus
  • De infinitivus is het hele werkwoord
  • We noemen dit ook wel de onbepaalde wijs
  • Twee tijden: infinitivus praesens en infintivus perfectum

Slide 4 - Slide

Indicativus
  • Aantonende wijs
  • Geeft de handeling aan die gedaan wordt
  • Deze komt voor in hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 5 - Slide

Indicativus in de bijzin
  • Bijwoordelijke bijzin:
  • - reden voor iets wat in de hoofdzin wordt gezegd
  • - tijdstip: voor, tijdens of na de hoofdzin
  • cum + indicativus: toen, wanneer
  • ut  + indicativus: zodra, zoals

Slide 6 - Slide

Indicativus in de bijzin
  • Bijvoeglijke bijzin:
  • Verwijst naar één zelfstandig naamwoord in de hoofdzin
  • Indien ingeleid door qui: relatieve of betrekkelijke bijzin

Slide 7 - Slide

Imperativus
  • gebiedende wijs:
  • je geeft een opdracht of bevel
  • twee vormen: enkelvoud en meervoud

Slide 8 - Slide

Conjunctivus
  • De conjunctivus geeft meestal aan: 
  • aarzelingen, vervulbare wensen, onvervulbare wensen, mogelijkheden, aansporingen en vriendelijke bevelen. 
  • De conjunctivus komt voor in de hoofdzin en de bijzin.

Slide 9 - Slide

Conjunctivus in de bijzin
  • Conjunctivus + ut
  • doel (opdat) of gevolg (zodat)

  • Conjunctivus + cum
  • toen/nadat, omdat of hoewel. 

Slide 10 - Slide

Participium: PPP
Het participium perfectum passivum kan je het beste vergelijken met een voltooid deelwoord.
Het kan dus ook bijvoeglijk worden gebruikt (en gedraagt zich in het Latijn als een bijvoeglijk naamwoord).
Voorbeeld:
De Romeinen zijn geslagen
De geslagen Romeinen. 

Slide 11 - Slide

These
Is het onderwerp degene die het doet 
of
is het onderwerp degene die het ondergaat?

Slide 12 - Slide

Activum
Het onderwerp is de handelende persoon. 
De persoonsvorm is actief en geeft de actie aan die uitgevoerd wordt. 
Bijvoorbeeld: 
Obelix slaat de Romein. 

Slide 13 - Slide

Passivum
Het onderwerp ondergaat  lijdzaam de handeling. 
De persoonsvorm is passief.
De handelense persoon kan weergegeven worden door
a(b) + ablativus.
Voorbeeld: 
De Romeinen worden geslagen.

Slide 14 - Slide

Andere vragen grammatica?

Slide 15 - Open question

Duo homines, unus fallax et alter verax, iter simul agebant.

Slide 16 - Open question

Et cum ambularent, venerunt in provinciam simiarum.

Slide 17 - Open question

Quos ut vidit una ex multitudine simiarum,

Slide 18 - Open question

ipse qui prior esse videbatur,
iussit eos teneri,

Slide 19 - Open question

ut interrogaret
quid de illo homines dicerent.

Slide 20 - Open question

Iussitque omnes sibi similes adstare ante se ordine longo, dextra laevaque, et sibi sedile parari;

Slide 21 - Open question

sicut viderat imperatorem aliquando, taliter sibi adstare fecit.

Slide 22 - Open question

Iubentur homines adduci in medio.

Slide 23 - Open question

Ait maior: Quis sum ego?

Slide 24 - Open question

Fallax dixit: Tu es imperator.

Slide 25 - Open question

Iterum interrogat:

Slide 26 - Open question

Et isti quos vides ante me stare?

Slide 27 - Open question

Respondit:

Slide 28 - Open question

Hi sunt comites tui, primicerii, campidoctores, militares officii.

Slide 29 - Open question

Et quia mendacio laudatus est cum turba sua, iubet illum munerari,

Slide 30 - Open question

et quia adulatus est, omnes illos fefellit.

Slide 31 - Open question

Aan het werk...
Vertaal tekst 13B. 

Dit is ook huiswerk.
Daarnaast: leer de woordjes van 13 A, B & alle grammatica. 

Slide 32 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 33 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 34 - Open question