Les 6 Begeleiden van groepen

Les 6: Hoofdstuk 6
Begeleiden van groepen
dia 1
1 / 43
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Les 6: Hoofdstuk 6
Begeleiden van groepen
dia 1

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les
Volgende vragen beantwoorden:
1. Op welke 2 manieren ontwikkelen individuen zich in groepsprocessen?
2. Wat is het verschil tussen een horizontale groep en een verticale groep?
3. Noem de 5 fasen bij de ontwikkeling van een groep?


dia 2

Slide 2 - Slide

Waar gaan we het over hebben?
1. Begeleidingsvormen;
2. Begeleiding en activiteiten per doelgroep;
3. Stimuleren en begeleiden tijdens de uitvoering van activiteiten;
4. LSD en Laat OMA thuis!
dia 3

Slide 3 - Slide

Begeleiden van groepen
In dit hoofdstuk gaan we in op verschillende manieren van begeleiden. We kijken naar het stimuleren van deelnemers en we bekijken welke levensfase welke specifieke begeleiding nodig heeft.
dia 4

Slide 4 - Slide

Begeleidingsvormen
Er zijn verschillende manieren waarop je kunt begeleiden.
1. Participerend
2. Niet-participerend
3. autoritair
4. laisser-faire stijl
dia 5

Slide 5 - Slide

Participerend en niet-participerend
Participerend = Bij deze vorm van begeleiden doe jezelf mee als begeleider.
Niet-participerend = doe je als begeleider zelf niet mee  aan de activiteiten.
dia 6

Slide 6 - Slide

Noem zoveel mogelijk voor- en nadelen van beiden vormen van begeleiden. (boek bladzijde 57)
dia 7

Slide 7 - Open question

Taart bakken met kinderen op de BSO?
A
Participerend
B
Niet-participerend

Slide 8 - Quiz

Voetbalwedstrijd voor tieners
A
Participerend
B
Niet-participerend

Slide 9 - Quiz


kerstversiering knutselen met ouderen
A
Participerend
B
Niet-participerend

Slide 10 - Quiz

Na afloop van een knutselmiddag ruimen de kinderen de gebruikte materialen op
A
Participerend
B
Niet-participerend

Slide 11 - Quiz

Autoritair en laisser-faire
Je kunt als begeleidingsvorm kijken hoe je deelnemers aanstuurt.
Autoritair = Hierbij ben je als begeleider de baas, jij bepaalt wat de deelnemers moeten doen.
Laisser-faire = Hierbij ben je als begeleider heel losjes, je geeft veel vrijheid en ruimte tijdens de activiteit. Je reageert alleen op vragen.
dia 12

Slide 12 - Slide

Als helpende zoekt jij de activiteiten uit die de ouderen moeten doen.
dia 13
A
Laisser-faire
B
Autoritair

Slide 13 - Quiz

De kleuters mogen zelf kleuren uitkiezen waarmee ze de tekening gaan inkleuren.
A
Laisser-faire
B
Autoritair

Slide 14 - Quiz

Begeleiding en activiteiten per doelgroep
Doelgroepen (levensfasen):
1. baby's
2. peuters
3. kleuters
4. schoolkinderen
5. jongeren
6. volwassenen
7. ouderen
dia 15

Slide 15 - Slide

Baby's (0 tot 18 maanden)
Kenmerken:
* Veel verzorging
* Ontdekt de wereld d.m.v. zijn zintuigen
* Rond 18 maanden lopen baby's

Slide 16 - Slide

Activiteiten en aandachtspunten bij baby's:
 Activiteiten gericht op: 
 geluid en beweging (zintuigen)
praten tegen een baby
 naar muziek luisteren en zingen
kiekeboe-spelletjes



Slide 17 - Slide

OPDRACHT
Bij baby's kun je gebruik maken van spelmateriaal die gericht zijn op de zintuigen. zoek op internet, in reclamefolders of in tijdschriften voorbeelden van dit spelmateriaal. Maak hiervan een collage (fysiek of digitaal) en schrijf erbij welk zintuig wordt gestimuleerd, of een combinatie van de zintuigen.
Stuur dit in een apart word document op naar je docent in Cumlaude.
dia 18

Slide 18 - Slide

Peuters (11/2 tot 4 jaar)

Slide 19 - Slide

kenmerken van de peuter:
(bladzijde 60 boek)

Slide 20 - Mind map

Activiteiten en aandachtspunten peuters:
Activiteiten gericht op:
* stimuleren van de fijne motoriek;
* het doen (=proces) is belangrijker dan het eindresultaat
(product);
* dagelijks leven
*samen spelen, maar dat is nog moeilijk voor een peuter

Slide 21 - Slide

Bedenk 8 activiteiten voor peuters gericht op de motoriek?

Slide 22 - Mind map

kleuters (4 tot 6 jaar)
Een verschil tussen een peuter en een kleuter is dat een kleuter zindelijk is.
Schrijf nog 6 verschillende kenmerken op tussen een peuter en een kleuter?
(zie bladzijde 61 boek)

Slide 23 - Slide

Schrijf in 2 kolommen minimaal 6 verschillende kenmerken op tussen en peuter en een kleuter(bladzijde 61 boek)

Slide 24 - Open question

Activiteiten en aandachtspunten kleuter
Als je naar de soorten activiteiten kijkt dan zijn de onderstaande soorten spelen belangrijk voor kleuters.
a. Educatieve spelen
b. Sociale spelen
c. Sportieve spelen

Slide 25 - Slide

Bedenk voor een kleuter 1 activiteit die te maken hebben met de 3 soorten activiteiten van dia 25.
dia 26

Slide 26 - Open question

Voorlezen aan kleuters
Kleuters vinden het erg leuk om voorgelezen te worden.
Als je voorleest aan kleuters, dan is het belangrijk dat je vragen stelt over het verhaal.
Op de volgende slide zie je een afbeelding van een verhaal.
Bedenk hierbij 5 vragen die je over de afbeelding kunt stellen aan kleuters. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Bedenk bij de afbeelding van dia 28, 5 vragen die je hierover aan kleuters kunt stellen?

Slide 29 - Open question

Het schoolkind (6 tot 12 jaar)
Kenmerken:
* Leert lezen, schrijven en rekenen;
* Zelfredzaamheid is goed;
* Willen graag alles weten;
* Wisselen snel van vriendschap;
* Gevoelig voor sfeer;
* zelfstandigheid wordt steeds groter.

Slide 30 - Slide

Beschrijf 4 activiteiten voor schoolkinderen die te maken hebben met: educatie, competitie, computer en 'echte materialen'?
dia 31

Slide 31 - Open question

Ouderen (vanaf 65 jaar)
Kenmerken:
* Voor iedereen loopt het proces van ouder worden anders;
Dit heeft te maken met erfelijke factoren en hoe iemand geleefd heeft;
* Het leven wordt rustiger;
* meer ruimte voor vrijtijdsbesteding;
* leefwereld wordt kleiner.



dia 32

Slide 32 - Slide

Vragen naar aanleiding van dia 32:
Met welke 2 factoren heeft het proces van ouder worden te maken?

Slide 33 - Open question

Waardoor wordt het leven van een oudere rustiger?

Slide 34 - Open question

Noem 3 voorbeelden van vrijetijds-besteding voor ouderen?

Slide 35 - Open question

Ouderen vinden het soms lastig om ouder te worden. Leg dit uit?

Slide 36 - Open question

Leg uit dat de leefwereld van ouderen steeds kleiner wordt?

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

ouderen
Beschrijf de 5 verschillende activiteiten die je ziet op de voorgaande slide voor ouderen.

Slide 39 - Slide

LSD en laat OMA thuis
Tijdens de uitvoering is het belangrijk dat je actief luistert.
Dit doe je door LSD toe te passen.
Belangrijk hierbij is dat je open vragen stelt.
Maak opdracht 39 blz. 66 boek.
OMA staat voor Oordeel, Mening en Advies.
Deze 3 dingen moet je dus niet doen tijdens een uitvoering van een activiteit.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

OPDRACHT WERKPLANNING KERSTACTIVITEIT
1. Kies een doelgroep en het aantal deelnemers;
2. Zoek een activiteit die te maken heeft met kerstmis;
3. Noem het soort activiteit;
4. noem het doel van de activiteit;
5. Werk de activiteitenplanning uit (wordt bijgeleverd via de mail)
6. Stuur deze naar je docent in Cumlaude

dia 42

Slide 42 - Slide

EINDE

Slide 43 - Slide