herhalingsles klas em3-du 1 week 1

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Slide


  • jas uit, oortjes uit

  • mobiel in de wandtas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?

  • Wiederholung : Fragewörter, haben und sein, geslacht van een zelfstandig naamwoord
  • üben online
  • hören und sehen

Slide 3 - Slide

Lernziele:
Je hebt 

Slide 4 - Slide



Wat weten jullie nog van vorig jaar?




Slide 5 - Slide

wat heb je vorig jaar
geleerd?

Slide 6 - Mind map

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Vorig jaar heb je geleerd:

  • persoonlijke voornaamwoorden
  • vragend voornaamwoorden
  • haben en sein  in de tegenwoordige tijd
  • zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd
  • voltooid deelwoord
  • de modale werkwoorden  dürfen, können, mögen, (en möchten),  müssen, sollen, wollen en wissen
  • het geslacht van zelfstandig naamwoorden (der/die/das/die)
  • de uitgangen van ein- en kein-
  • bezittelijk voornaamwoorden

Slide 7 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Dit jaar ga je leren:

Grammatica:
  • haben en sein in de verleden tijd
  • het werkwoord werden
  • vervoeging van sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd
  • voltooid deelwoord (herhaling + sterke werkwoorden)
  • de modale werkwoorden (tegenwoordige en de verleden tijd)
  • de derde naamval incl. de voorzetsels die de derde naamval krijgen
  • het gebruik van het stappenplan

en verder gaan we lezen, kijken en luisteren, spreken en schrijven.

Slide 8 - Slide

Vraagwoorden
Nederlands                                         Duits

wie                                                         wer
wat                                                        was
waar                                                      wo
wanneer                                              wann
hoe                                                        wie
waarom                                               warum
waarvandaan                                     woher  
waarheen                                            wohin
welke                                                    welche

Slide 9 - Slide


De hulpwerkwoorden

Wat is een hulpwerkwoord?
Welke hulpwerkwoorden ken je?


        

Slide 10 - Slide

Sein im Präsens (tegenwoordige tijd)




        
                           Nederlands                     Duits
Enkelvoud          ik ben                      ich bin
                            jij bent                    du bist
                            hij is                         er ist
                            zij is                          sie ist
                            het is                        es ist

Meervoud          wij zijn                      wir sind
                            jullie zijn                  ihr seid
                            zij zijn                       sie sind
                            u bent                      Sie sind


Slide 11 - Slide

haben im Präsens (tegenwoordige tijd)




        
                           Nederlands                     Duits
Enkelvoud          ik ben                      ich habe
                            jij hebt                    du hast
                            hij heeft                  er hat
                            zij heeft                   sie hat
                            het heeft                 es hat

Meervoud          wij hebben              wir haben
                            jullie hebben           ihr habt
                            zij hebben                sie haben
                            u hebben                 Sie haben


Slide 12 - Slide

Geslacht: der, die of das? 

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 
mannelijk: der 
vrouwelijk: die 
onzijdig: das

Slide 13 - Slide

Duitse lidwoorden
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
der
die
das
die
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
ein
eine
ein
keine

Slide 14 - Slide

mannelijk = der
dieren van het mannelijke geslacht 
bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 
de namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen 
bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden

Slide 15 - Slide

Altijd mannelijk zijn:


  •     mannelijke personen en dieren
  •     dagen
  •     maanden
  •     jaargetijden
  •     windrichtingen
  •    'weerwoorden': der Sturm, der Regen, der Schnee

Slide 16 - Slide

vrouwelijk = die
dieren van het vrouwelijk geslacht 
bijv. die Kuh = de koe, die Wölfin = de wolvin 
woorden, die eindigen op: 
-schaft, -ei, -heit, -ung, -keit, -ion, -ität - -in
De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk, dus die
Uitzondering: der Junge, der Name


Slide 17 - Slide

Altijd vrouwelijk zijn:


  • vrouwelijke personen en dieren
  • de meeste woorden eindigend op -e
  • (uitzonderingen: der Kaffee/Tee, das Ende, das Interesse, der Name, der Junge)
  • woorden eindigend op: -in -ei, -heit, -keit, -schaft, -ung, -tät, -ik, -ion, -ur                        die Bäckerei, die Freiheit, die Eigenschaft, die Rechnung, die Identität, die Nation, die Technik, die Natur

Slide 18 - Slide

Altijd onzijdig zijn:


  • veel Nederlandse het-woorden (onzijdig); bv. het kind, het paard
  • hele werkwoorden die zelfstandig naamwoord worden bv. het eten, het lopen
  • verkleinwoorden op -chen en op -lein: das Mädchen, das Häuschen!!!

Slide 19 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was:      üben in het online boek via Planning: week 1
Wie:       selbstständig, am Computer
Hilfe:      keine
Zeit:       20 Minuten
Fertig?  Wiederhole die Wörter die ihr am Anfang dieser
               Stunde gelernt habt!





Slide 20 - Slide

Heb ik de leerdoelen behaald?
  •     ben ik in staat om zwakke en sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd te vervoegen en te gebruiken in een zin?

Slide 21 - Slide

Und jetzt....
Hören und sehen

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 24 - Slide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 25 - Slide