4/10 3H/V het delend lidwoord /chapitre 5 bron D

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 3

het delend lidwoord/ l'article partitif

bestaat niet in het Nederlands.

Als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt dan krijg je in het Frans het delend lidwoord

Een deel van alles: delend lidwoord

Dit zijn de delend lidwoorden: 

"een deel van"

du (de + le)	van de/het
de la	van de/het
de l'	van de/het
des (de + les)	van de

Letterlijke betekenis

<--

Wanneer gebruik je nu het delend lidwoord?

du - de la - de l' - des : als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt (bijv. : koffie, appels, jongens, meisjes, kaas -> ... ?)

Maar: delend lidwoord wordt de/d' :

1. na ontkenning (il n' a pas de copains, hélas)

2. na hoeveelheidswoord (elle a mangé beaucoup de tartines au petit déjeuner)

welke vier delende lidwoorden zijn er dus in een gewone zin?

1. du, de la, des, de l'
2. de les, de la, de le, des
3. des, da, du , de l'
4. geen

na een ontkenning of een hoeveelheid krijg je ...... of ............

Maar let op ( extra regel) !

Na de werkwoorden aimer, préferer, adorer en détester

gebruik je le/la/les/l'!

• Ik hou van thee

J'aime le thé.

• Ik ben dol op pizza!

J'adore la pizza!

• Ik heb een hekel aan bonen.

Je déteste les haricots

Het delend lidwoord

Na werkwoorden van smaak (aimer / détester / adorer / préférer) komt altijd het lidwoord le, la, les, of l'.

Exemple: Nous préférons les pancakes aux crêpes 

Exemple: Sophie déteste le poisson.

wanneer krijg je weer een gewoon lidwoord?

1. na een hoeveelheid
2. na een werkwoord met een gevoel
3. na een komma

je mange .......... frites

je mange 3 kilos ...........frites

je ne mange pas ............. frites

j'adore .......... frites!

Kies de juiste vorm van het delend lidwoord

1. j'achète de la beurre
2. j'achète du beurre
3. j'achète le beurre

Welk delend lidwoord?

Je mange ........ viande.

1. de
2. d'
3. du
4. de la

Kies het juiste delend lidwoord:
Je mange ...... salade.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois ...... eau.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Kies het juiste delend lidwoord:
Je mange ...... frites.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vous avez compris ???