mth

Bij kunstnagels kan je de saturatiemeter een kwartslag draaien
A
Waar
B
Niet waar
1 / 35
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Bij kunstnagels kan je de saturatiemeter een kwartslag draaien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quiz

met een saturatiemeter kan je
A
de zuurstof in het bloed meten
B
de hartslag meten
C
De bloeddruk meten
D
het bewustzijn zien

Slide 2 - Quiz

Wat meet je met de saturatiemeter?
A
Ademfrequentie
B
Hoeveel lucht iemand inademt
C
% zuurstof dat aan rode bloedcellen is gebonden
D
% zuurstof dat zich in de longen bevindt

Slide 3 - Quiz

Je gaat bij een patiënt gedurende 15 seconden de pols tellen. Je telt 15 slagen.
De patiënt heeft een hartslag van:
A
45
B
30
C
60
D
75

Slide 4 - Quiz

Wat observeer je met pols tellen?
A
Frequentie en gelijkmatigheid
B
Frequentie - gelijkmatigheid - regelmaat - kracht
C
Of de spierkracht aanwezig is
D
Hoe dik de pols is van de zorgvrager

Slide 5 - Quiz

Wat meet je met de saturatiemeter?
A
Ademfrequentie
B
Hoeveel lucht iemand inademt
C
% zuurstof dat aan rode bloedcellen is gebonden
D
% zuurstof dat zich in de longen bevindt

Slide 6 - Quiz

Injecteren is een
A
voorbehouden handeling
B
risicovolle handeling
C
voorbehouden en risicovolle handeling

Slide 7 - Quiz

Injecteer nooit in ....
A
litteken weefsel
B
verlamde ledenmaten
C
in rode of blauwe plekken
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 8 - Quiz

Is injecteren
A
een parenterale toediening
B
een enterale toediening

Slide 9 - Quiz

Na optrekken van medicatie in de spuit, moet deze ontlucht worden. Waarom verwijder je na het ontluchten de opzuignaald?
A
omdat de opzuignaald beschadigd zou kunnen zijn
B
omdat deze niet meer steriel is

Slide 10 - Quiz

Wat gebeurd er als er tijdens het intramusculair injecteren per ongeluk een bloedvat wordt geraakt?
A
Het medicijn word niet goed opgenomen en moet opnieuw geprikt
B
Kans op een onderhuidsebloeding
C
Het medicijn word sneller opgenomen -> overdosis
D
Patiënt gaat gelijk dood

Slide 11 - Quiz

welke reden om intramusculair te injecteren is juist?
A
Spieren zijn goed doorbloed, snelle opname medicatie
B
injectievloeistof geeft minder irritatie
C
Kan tot maximaal 15 ml.
D
Alle redenen zijn juist

Slide 12 - Quiz

Injectieplaatsen voor intramusculair injecteren zijn
A
buitenkant bovenbeen
B
bilspier
C
bovenarm
D
alles antwoorden zijn goed

Slide 13 - Quiz

Hoeveel ml mag je maximaal intramusculair injecteren in de arm?


A
0,5 ml
B
geen maximum
C
4 ml
D
2 ml

Slide 14 - Quiz

Bij intramusculair injecteren, dan injecteer je in .......
A
De spier
B
De huid
C
Een ader
D
Het onderhuidsbindweefsel.

Slide 15 - Quiz

Bij intramusculair injecteren wordt de vloeistof sneller opgenomen dan bij subcutaan injecteren?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Hoeveel ml mag je in 1 keer subcutaan injecteren?
A
0-0,5 ml
B
0-1,0 ml
C
0-1,5 ml
D
0-2,0 ml

Slide 17 - Quiz

Verschil resorptie subcutaan en intramusculair injecteren
A
subcutaan: trage resorptie Intramusculair: snellere resorptie
B
intramusculair: trage resorptie subcutaan: snellere resorptie
C
er is geen verschil, afhankelijk van het medicijn

Slide 18 - Quiz

Je moet bij injecteren controleren of je in een bloedvat zit
A
altijd
B
alleen bij subcutaan injecteren
C
alleen bij intramusculair injecteren
D
alleen als je in de bil injecteert

Slide 19 - Quiz

Waar aan het lichaam mag je niet subcutaan injecteren?
A
in de buik
B
in de bovenarm
C
in de onderarm
D
in het been

Slide 20 - Quiz

bij subcutaan injecteren met de huidplooitechniek, prik je in een hoek van.......graden
A
30-45 graden
B
45-60 graden
C
60-90 graden
D
180 graden

Slide 21 - Quiz

Bij subcutaan injecteren, dan injecteer je ...
A
In de spier
B
in de huid
C
in een ader
D
in het onderhuidsweefsel

Slide 22 - Quiz

Subcutaan injecteren is een voorbeeld van een voorbehouden handeling.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Waar in het lichaam wordt een intracutane injectie gezet?
A
buik
B
been
C
bil
D
arm

Slide 24 - Quiz

Voor welke injectie wordt er gebruik gemaakt van de intracutane injectie techniek?
A
mantoux
B
heparine
C
insuline
D
vit B12

Slide 25 - Quiz

De intracutane allergietest wordt uitgevoerd op:
A
De onderarm
B
De schouderbladen
C
Beide antwoorden zijn juist
D
Geen van de antwoorden is juist

Slide 26 - Quiz

Bij een intracutane injectie moet altijd een kwaddel ontstaan.
Wat is de betekenis van kwaddel?
A
Huidverdikking
B
Roodheid
C
Bloed
D
Blauwe plek

Slide 27 - Quiz

Op hoeveel afstand staan we op school van de visuskaart af?
A
3 meter
B
4 meter
C
2.5 meter
D
5 meter

Slide 28 - Quiz

Mila 3 jaar krijgt een visustest op het consultatiebureau. De uitslag vermoedt waarschijnlijk een lui oog. De huisarts zal haar doorverwijzen naar de
A
orthoptist
B
oogarts
C
opticien
D
orthodontist

Slide 29 - Quiz

Een hoge bloeddruk kan gevaarlijk zijn, wat zou een gevolg kunnen zijn van een langdurige hoge bloeddruk?
A
Hartkloppingen
B
Kans op hart- en vaatziekten
C
Hoofdpijn
D
Hoge bloedsuiker

Slide 30 - Quiz

Wat is de systolische bloeddruk
A
de druk in de ader tijdens een golf bloed
B
onderdruk
C
de druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
ontspanningsfase

Slide 31 - Quiz

Wat is een gezonde bloeddruk?
A
120/60
B
140/80
C
120/80
D
140/60

Slide 32 - Quiz


Wat is normale bloeddruk?
A
90 / 60
B
140 / 90
C
120 / 80
D
160 / 100

Slide 33 - Quiz

Wat is de bloeddruk?
A
Druk die het bloed uitoefent in een haarvat
B
Druk van bloed op wanden van slagaders
C
Druk van bloed op alleen de linkerkamer
D
Bloed dat heel veel energie heeft

Slide 34 - Quiz

Wat is de bloeddruk uitdrukking?
A
Mgmh
B
mmgH
C
mmHg
D
mHgm

Slide 35 - Quiz