Assisteren in de gezondheidszorg Klas4

Assisteren in de gezondheidszorg 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Assisteren in de gezondheidszorg 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Eerstelijnszorg
Tweedelijnszorg
Tandarts
Huisarts
Medisch specialist
Fysiotherapie 
Huidkliniek

Slide 3 - Drag question

Eerstelijnszorg
Tweedelijnszorg
Verwijzing is nodig
Verwijzing is niet nodig

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Video

Hanna heeft een BMI van 19,7. In welke categorie valt haar BMI?
A
ondergewicht
B
normaal gewicht
C
overgewicht
D
Geen van deze

Slide 6 - Quiz

Wat is BMI
A
De nieuwste BMW
B
Een depressie
C
Een eetstoornis
D
Een hulpmiddel om te berekenen of je een gezond gewicht hebt

Slide 7 - Quiz

doktersassistent
WEL
NIET
telefoon opnemen
bloeddruk meten
op huisbezoek gaan

uitstrijkje maken
vaststellen behandelplan
doorverwijzen naar specialist in het ziekenhuis
voorschrijven medicijnen

Slide 8 - Drag question

Basis emoties herkennen
Blij
Boos
Verdrietig
Verliefd

Slide 9 - Drag question

Wat zijn emoties?
A
emotie is dat je blij bent
B
emotie is een gevoel, kan blij, boos of verdrietig zijn
C
emotie is dat je huilt bij een film of programma
D
emotie is dat het onderwerp van een programma zielig is

Slide 10 - Quiz

Bloeddruk
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 11 - Slide

Steriel werken is....
A
vrij van pathogenen
B
vrij van alle vormen van besmetting
C
vrij van zichtbare verontreiniging

Slide 12 - Quiz

mw. Kooijker is 77 jaar en sinds gisteren opgenomen in een verpleeghuis. Als je 's ochtends haar bloeddruk meet, stel je vast dat de 150/100 is.
Wat betekent deze waarde?
A
de bloeddruk is goed
B
de bloeddruk is te hoog
C
de bloeddruk is te laag

Slide 13 - Quiz

Desinfecteren is....
A
Het verwijderen van zichtbaar en onzichtbaar vuil
B
Het doden van micro-organismen

Slide 14 - Quiz

Wat is reinigen?
A
Haren/vacht wassen met shampoo
B
Wegnemen van zichtbaar vuil
C
Hoeven krabben
D
Ontvlooien

Slide 15 - Quiz

KINDERZIEKTEN

Slide 16 - Slide

Welke kinderziekte is dit?
A
Waterpokken
B
rode hond
C
Mazelen
D
de vijfde ziekte

Slide 17 - Quiz

Welke kinderziekte is dit?
A
waterpokken
B
mazelen
C
rode hond
D
Bof

Slide 18 - Quiz

Wat is geen kinderziekte?
A
Krentenbaard
B
Waterpokken
C
Griep
D
De vierde ziekte

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

MS/ALS zijn:
A
Spierziekten
B
Ziekten van het zenuwstelsel

Slide 21 - Quiz

MS is .....
A
een spierziekte
B
een geheugenstoornis
C
een ziekte van het centraal zenuwstelsel
D
algemeen fysiek probleem

Slide 22 - Quiz

Verbale en non-verbale communicatie
Verbale communicatie:
Gesproken woord
Geschreven woord

Non verbale communicatie:
Lichaamshouding
Gezichtsuitdrukking 

Slide 23 - Slide

Verbale en non-verbale communicatie
In een gesprek zit zowel verbale als non-verbale communicatie. 

Verbale communicatie: 
Gaat om de woorden die letterlijk gezegd worden. Het betekent je uitdrukken door middel van taal.
Non-verbale communicatie:
Gaat het om de boodschappen die je meegeeft aan je woorden, je doet dit door gezichtsuitdrukkingen en gebaren

Slide 24 - Slide

Wat moet je doen bij brandwond?

  • Eerst water, de rest komt later!
  • Koel de brandwond met bij voorkeur lauw water. 
  • Koel op zijn minst 10 tot 20 minuten.
  • Handen goed wassen bij aanbrengen verband!
  • Ga naar de huisarts bij grote wonden of als je twijfelt.

Slide 25 - Slide

Toediening van medicijnen:
- rectaal (via de anus)
- oraal ( via de mond)
-  smeren
  -  druppels
-  injectie

Slide 26 - Slide

Wondverzorging
Om de kans op infecties en littekens te verkleinen, is het belangrijk om een wond te verzorgen. 
Bij een grote wond dan moet je naar de huisarts. 
Kleine wondjes, zoals een sneetje of een schaafwond behandel je zelf. 
- Maak de wond schoon door eerste te spoelen met water. 
- Dep de wond droog met schoon papier. 
- Ontsmet de wond (dit kan met jodium)
- Bescherm daarna de wond met een verband of pleister.

Slide 27 - Slide

Motoriek is het vermogen om te bewegen 

- Grove motoriek: lopen, zwemmen, hinkelen

- Fijne motoriek: kleien, puzzelen, schrijven

De fijne fijne motoriek ontwikkelt zich later dan de grove motoriek

Slide 28 - Slide

Soorten drugs
Wat doet het met je?
* Hard drugs
* Soft drugs

Slide 29 - Slide

Vingerverband
Situatieschets:
Johanna heeft haar wijsvinger open gehaald aan iets scherps. Jij gaat EHBO verlenen en legt een vingerverband aan. 
Denk daarbij aan:
- vraag wat er is gebeurd en stel het slachtoffer gerust

Slide 30 - Slide

Kneuzing of verstuiking
10 minuten koelen met een coldpack
Steunverband aanleggen
Rusten

Slide 31 - Slide

Epilepsie 
Epilepsie is een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen.
   

Het is een soort kortsluiting in de hersenen.
De aanvallen ontstaan door een plotselinge, tijdelijke verstoring van de elektrische prikkeloverdracht in de hersenen.

Er zijn veel verschillende soorten aanvallen.

Slide 32 - Slide

Schijf van 5

Slide 33 - Slide

Gebit- en gebitsverzorging

Slide 34 - Slide

Brandwonden
Herkennen:
  • Pijnlijk
  • Rood/dikke huid


Behandelen:
  • Min 10 koelen met lauw, zacht stromend water.

Herkennen:
  • Zeer pijnlijk
  • Rood/dikke huid
  • Blaren met vocht


Behandelen:
  • Min 10 koelen met lauw, zacht stromend water.
  • losjes afdekken met steriel niet-verklevend verband
  • Naar het ziekenhuis
Blaren NIET doorprikken

Herkennen:
  • Geen pijn aan wond zelf
  • Om de wond zeer pijnlijk
  • Huid is zwart, wit of grijs

Behandelen:
  • Min 10 koelen met lauw, zacht stromend water.
  • losjes afdekken met steriel niet-verklevend verband
  • Naar het ziekenhuis
Blaren NIET doorprikken
1e graads
2e graads
3e graads

Slide 35 - Slide