Thema 3 les 1

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Thema 3 les 1

Doel:
- Je oefent met woorden bij het thema goede doelen.
- Je leert wat tegenstellingen zijn.

Kijk goed naar de  onderstaande woorden.
Welke woorden horen bij elkaar?

Goed, licht, slecht, donker, dik, zwart, dun en wit.

Zoek de tegenstellingen bij elkaar.
Kies uit:

Aannemen, wegbrengen, stoppen, duidelijk, ophalen, afwijzen, verplicht, zwijgzaam, vrijwillig, spraakzaam, vaag en doorgaan.

Een tegenstelling is een woord met een tegenovergestelde betekenis. Bijvoorbeeld niet licht, maar donker.

Een gevolg heeft altijd een oorzaak.
Oorzaak: het regent. Gevolg: ik word nat.
Oorzaak: er is lawaai. Gevolg: ik kan mij niet concentreren. 

Wil je een wit of zwart papier?

1. tegenstelling
2. oorzaak - gevolg

Ik ben erg moe, dus ik ga vroeger naar bed dan normaal.

1. tegenstelling
2. oorzaak - gevolg

Ik heb mijn teen gestoten, daarom doet mijn teen pijn.

1. tegenstelling
2. oorzaak - gevolg

Ik heb teveel snoep gegeten en daardoor een gaatje.

1. tegenstelling
2. oorzaak - gevolg

Wil je dat aannemen of wegbrengen?

1. tegenstelling
2. oorzaak - gevolg

Ik vind schrijven niet leuk, daardoor kun je mijn handschrift niet goed lezen.

1. tegenstelling
2. oorzaak - gevolg

Ga je niks doen of kom je in actie?

1. tegenstelling
2. oorzaak - gevolg

Ik heb het nu heel druk, maar straks rustig.

1. tegenstelling
2. oorzaak - gevolg

Doordat de auto stuk was, konden we niet naar het winkelcentrum.

1. tegenstelling
2. oorzaak - gevolg

Aan de slag

Maak  de taken die klaarstaan op taaloefenen.nl

Klaar?
Je mag een spelletje doen op taaloefenen.nl