6.1 Organismen en hun omgeving

6.1 organismen en hun omgeving
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.1 organismen en hun omgeving

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
6.1.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
6.1.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
6.1.3 Je kunt in een ecosysteem de voedselrelaties aangeven.

Slide 2 - Slide

Ecologie
Het bestuderen van relaties tussen organismen en hun milieu.

Slide 3 - Slide

Het milieu (de leefomgeving)
Organismen zijn afhankelijk van hun milieu (leefomgeving). Organismen beïnvloeden ook hun milieu.

  • Biotische factoren: invloeden van de levende natuur.
  • Abiotische factoren: invloeden van de levenloze natuur.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Niveaus van de ecologie
Ecologen bestuderen relaties op verschillende niveaus:

  • Individu
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Ecosysteem
  • Biosfeer

Slide 6 - Slide

Individu


Eén organisme;
 beestje/ mens/ plantje/insect 
1

Slide 7 - Slide

Populatie
Een groep individuen:
  • van DEZELFDE soort
  • in een bepaald gebied.
  • die zich met elkaar voortplanten.

Slide 8 - Slide

Levens-gemeenschap

Alle populaties in een gebied,
die elkaar beïnvloeden.

Slide 9 - Slide

Ecosysteem
Bijv. bossen, duinen, sloten, woestijnen, enz.








  • Een biotoop = alle abiotische factoren in een gebied

  • Een ecosysteemEen gebied waar de biotische en abiotische factoren samen één geheel vormen.
  • Dus: biotoop + levensgemeenschap van organismen.








Slide 10 - Slide

Biosfeer
Het deel van de aarde waar leven mogelijk is.















Slide 11 - Slide

Tot welk niveau behoren wilde zwijnen?








Slide 12 - Slide

Voedselketen
  • Elke schakel eet de vorige.

  • Voorbeeld: alg -> watervlo -> baars -> snoek


Slide 13 - Slide

Elke voedselketen begint altijd met een plant!

Waarom?

Slide 14 - Slide

Voedselweb
In de werkelijkheid zijn er veel
voedselketens die samen een netwerk vormen

Slide 15 - Slide

piramide van biomassa
Biomassa = de totale hoeveelheid energierijke stoffen (zoals koolhydraten, eiwitten en vetten) in een organisme of een groep organismen.

massa = gewicht!



Slide 16 - Slide

In een voedselketen neemt de biomassa af op elk volgend niveau.

Je leest af van onder naar boven.








Piramide van biomassa

Slide 17 - Slide

Stel je een voedselketen voor als een soort trap met verschillende treden.
Op de onderste trede staan planten, zoals gras. Die maken zelf voedsel met zonlicht. Dieren die planten eten (zoals konijnen) staan op de volgende trede. Daarboven staan roofdieren (zoals vossen), die de konijnen opeten.

📉 Op elke trede van die trap is er minder ‘biomassa’. Biomassa is het totaal aan gewicht van al het levende materiaal, zoals spieren, botten en bladeren.

Wanneer een dier een plant eet, gebruikt het niet alle energie van die plant om zelf groter te worden. Een groot deel van de energie gaat verloren:
- voor het warm houden van het lichaam,
- om te bewegen,
- en een deel gaat gewoon weg als poep.

💡 Dus: van 100 kilo gras groeit er misschien maar 10 kilo konijn. En van 10 kilo konijn kan maar 1 kilo vos groeien. Zo wordt het steeds minder op elk niveau.








Slide 18 - Slide

Accumulatie van gifstoffen
Schadelijke stoffen zoals zware metalen, accumuleren (hopen zich op) in de voedselketen

  • Hogere niveau's => meer gifstoffen t.o.v. de hoeveelheid biomassa!

Slide 19 - Slide

Samenvatting
Biotisch = levend / Abiotisch = levenloos.
Niveaus van ecologie:
Individu - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem - biosfeer.
Voedselrelaties: voedselketen en voedselweb
Piramide van biomassa: afname van energierijke stoffen in ieder volgende niveau.
Accumulatie: gifstoffen hopen zich op in het voedselweb.

Slide 20 - Slide

Niveaus van de ecologie
  • Individu
  • Populatie (individuen van 
    dezelfde soort)
  • Levensgemeenschap
    (meerdere populaties)
  • Biotoop (alle abiotische (levenloze) factoren in een gebied
  • Ecosysteem 
    (= levensgemeenschap +
    biotoop)

  • Individu
  • Populatie (individuen van dezelfde soort)
  • Levensgemeenschap (meerdere populaties)
  • Biotoop (alle abiotische (=levenloze) factoren in een gebied)
  • Ecosysteem (= levensgemeenschap + biotoop)
  • Biosfeer (deel van de aarde waarin leven mogelijk is)
Niveaus van de ecologie

Slide 21 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 6.1 en kijk kritisch na.

Slide 22 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 23 - Mind map