This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Scheikunde toets
H6 Chemische industrie
Slide 1 - Slide
Vraag 1 -> Onthouden Welk begrip hoort bij de volgende definitie? Een scheidingsmethode die gebruik maakt van het verschil in aanhechtingsvermogen van stoffen aan een adsorptiemiddel.
A
Synthese
B
Filtreren
C
Adsorptie
D
Extraheren
Slide 2 - Quiz
Vraag 2 -> Onthouden Op welk verschil berust adsorptie zich?
Slide 3 - Open question
Vraag 3 -> Begrijpen Wat is het verschil tussen adsorptie en filtreren?
Slide 4 - Open question
Vraag 4 -> begrijpen
Welke van deze 2 plaatjes is adsorptie? Leg uit waarom.
Slide 5 - Slide
Vraag 4 -> Begrijpen Welke van de vorige plaatjes was adsorptie? Leg je antwoord uit.
Slide 6 - Open question
Vraag 5 -> Onthouden Hoe heet de lijn waar de gekleurde stippen zitten bij papierchromatografie?
A
Eindlijn
B
Stiplijn
C
Beginlijn
D
Basislijn
Slide 7 - Quiz
Vraag 6 -> Onthouden Hoe noem je de fase van papier bij gaschromatografie?
Slide 8 - Open question
Vraag 7 -> Begrijpen Welke van de volgende kleuren lost het beste op in de loopvloeistof?
A
Rood
B
Blauw
C
Geel
D
Groen
Slide 9 - Quiz
Waarom is de gele stof sneller dan de groene stof?
Slide 10 - Slide
Vraag 8 -> Begrijpen Waarom is de gele stof sneller dan de groene stof?
Slide 11 - Open question
Vraag 9 -> onthouden Hoe heet het apparaat waarbij vloeistof-vloeistofextractie wordt uitgeoefend?
A
scheitrechter
B
de kraan
C
scheitsrechter
D
vloeistofmixer
Slide 12 - Quiz
Vraag 10 -> onthouden Wat mogen de vloeistoffen bij vloeistof-vloeistofextractie niet doen?
Slide 13 - Open question
Vraag 11 -> Begrijpen Jullie hebben eerder dit schooljaar gehad over extractie. Wat is het verschil tussen extractie en vloeistof-vloeistofextractie?
Slide 14 - Open question
Vraag 12 -> begrijpen Wat hebben extractie en vloeistof-vloeistofextractie met elkaar gemeen?
Slide 15 - Open question
Vraag 13 -> Intergreren/toepassen
Slide 16 - Slide
Vraag 13 -> Intergreren/toepassen Maak de vloeistof-vloeistofextractie af
Slide 17 - Open question
Antwoord
Slide 18 - Slide
Vraag 14 -> onthouden Wat geven de blokken in een blokschema aan?
A
Reacties
B
Afvalstoffen
C
Stofstromen
D
Synthese
Slide 19 - Quiz
Wat moet er op plaats A staan?
Slide 20 - Slide
Vraag 15 -> Onthouden Wat moet er op plaats A staan?
Slide 21 - Open question
Welke van de 2 afbeeldingen is de nieuwe syntheseroute van zink? Leg uit waarom.
Slide 22 - Slide
Vraag 16 -> Begrijpen Welke van de 2 afbeeldingen is de nieuwe syntheseroute van zink? Leg uit waarom.
Slide 23 - Open question
Welke stoffen moeten er op de plekken 2 en 3 staan? Bij 2 moet je 2 stoffen noemen.
Slide 24 - Slide
Vraag 17 -> Begrijpen Welke stoffen moeten er op de plekken 2 en 3 staan? Bij 2 moet je 2 stoffen noemen.
Slide 25 - Open question
Vraag 18 -> Onthouden Wanneer kun je iets een hernieuwbare grondstof noemen?
Slide 26 - Open question
Vraag 19 -> Onthouden Duurzaamheid is dat je probeert te voldoen aan de behoeften in de toekomst zonder die in heden te beperken.
A
True
B
False
Slide 27 - Quiz
Vraag 20 -> Begrijpen Waarom komen bij zonnepannelen de begrippen groene chemie, duurzaamheid en hernieuwbare grondstoffen aan bod?
Slide 28 - Open question
Duurzaam energie
Slide 29 - Mind map
Vraag 22 -> Toepassen Je hebt rode wijn met zand korrels, je wilt uiteindelijk de rode wijn zonder alchohol over houden en je wilt ook de kleur uit de wijn halen. Teken een blokschema voor het volgende proces.
Slide 30 - Open question
Slide 31 - Slide
Vraag 22
Antwoorden bij de nummers
Rode wijn + zandkorrels
2. Filtreren
3. Zand
4. Rode wijn
5. Destileren
6. Alchohol
7. Rode wijn zonder alchohol
8. Actieve kool
9. adsorberen
10. Kleurloze wijn zonder alchohol+ actieve kool
11. filtreren
12 Kleurloze wijn zonder alchohol.
Slide 32 - Slide
Vraag 23 -> onthouden Heeft water een grote soortelijke warmte of een kleine soortelijke warmte?
Slide 33 - Open question
Vraag 24 -> onthouden Water heeft een groot oplosvermogen. Een voorbeeld van dit grote oplosvermogen is?
A
Bloed
B
Suiker
C
Zout
D
Geen van deze antwoorden
Slide 34 - Quiz
Vraag 25 -> Begrijpen Heeft 1 liter ijs een grotere massa dan 1 liter water? Leg je antwoord uit met het deeltjesmodel.
Slide 35 - Open question
Vraag 26 -> Begrijpen Bereken de kookpunt van water in Kelvin en leg uit waarom dit bijzonder maakt i.t.t. methaan.
Slide 36 - Open question
Vraag 27 -> onthouden De pH van basische oplossingen ligt tussen welke waarden?
A
1 en 7
B
0 en 6
C
1 en 6
D
0 en 7
Slide 37 - Quiz
Vraag 28 -> onthouden Welk woord hoort bij deze zin? Met de pH geef je de ... van een oplossing aan.
A
basegraad
B
zuurgraad
C
neutraalgraad
D
baseschaal
Slide 38 - Quiz
Vraag 29 -> Begrijpen Een oplossing van 10 pH wordt geneutraliseerd. Welke pH waarde krijgt het dan? Leg uit waarom je voor deze pH waarde heb gekozen
Slide 39 - Open question
Vraag 30-> Begrijpen Jan voegt water toe aan huishoudammonia. Wordt de pH waarde hoger of lager? Leg je antwoord uit.
Slide 40 - Open question
Vraag 31 -> Intergreren/toepassen Mark heeft de stof Butaan (C4H10). Hij gaat deze stof verbranden. Na het verbranden ontstaan er 2 oxiden. Maak de formule kloppend en benoem bij de mogelijke oxide de pH waarde ervan.