26-11: zakelijke brief, e-mail, interpunctie en hoofdletters

Nederlands: schrijven les 3


- zakelijke brief en e-mail
- briefconventies
- hoofdletters
- interpunctie
- afsluiting

1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands: schrijven les 3


- zakelijke brief en e-mail
- briefconventies
- hoofdletters
- interpunctie
- afsluiting

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Aan het einde van de les weet je:
- waar een zakelijke brief aan moet voldoen
- wat briefconventies zijn
-  waarom interpunctie belangrijk is
-  welke soorten leestekens er zijn
-  hoe je de leestekens moet gebruiken
-  wanneer je hoofdletters moet gebruiken
Woordenschat

  1. briefconventies
  2. Interpunctie
  3.  tussenvoegsel
  4.  Aanhalingsteken
  5.  T.a.v.

Slide 2 - Slide

 geen nieuw huiswerk!
Wel oefentips:
  • licentie NuNederlands/ boek
  • Beter Spellen: dagelijkse e-mail
  • YouTube: Taallokaal Nederland
  • YouTube: Arnoud Kuipers
  • website: mbotaaltest.nl 
  • readers in Teams
  • lezen: kranten, boek, tijdschrift
Zie jij de twee interpunctiefouten?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Een zakelijke brief/ e-mail schrijven

Slide 6 - Slide

Je schrijft een zakelijke brief...
 ...als je een boodschap bij een persoon of instantie moet overbrengen. Je kunt bijvoorbeeld informatie vragen of geven, een klacht uiten of een verzoek doen.

klachtenbrief, motivatiebrief, sollicitatiebrief, ingezonden brief

Slide 7 - Slide

Formeel taalgebruik in een schrijfproduct

Slide 8 - Slide

Briefconventies

Over hoe je een zakelijke brief schrijft, bestaan afspraken: briefconventies. Volgens die afspraken bevat de zakelijke brief altijd een aantal vaste onderdelen.

Slide 9 - Slide

Briefconventies
1. Afzender (schrijver)
2. Geadresseerde (ontvanger)
3. Plaats, datum
4. Onderwerp
5. Aanhef (Geachte…)
6. Inhoud (inleiding, middenstuk, slot)
7. Slotgroet (Met vriendelijke groet,)
8. Ondertekening (handtekening + naam)
Zet een witregel tussen de onderdelen!

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Zakelijke e-mail
Tegenwoordig stuur je een zakelijke brief meestal per e-mail. Een e-mail is als volgt opgebouwd:

1. Het e-mailadres van de ontvanger
2. Het onderwerp
3. De aanhef (Geachte heer/mevrouw,)
4. Inleiding, middenstuk, slot (Vergeet de eventuele bijlagen niet te benoemen.)
5. De slotgroet en ondertekening


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoofdletters en leestekens

Slide 14 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 15 - Mind map

1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 16 - Slide

Regel 1: begin van een zin
Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 17 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 18 - Quiz

2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 19 - Slide

2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 20 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
Wanneer gaat meneer Jansen slapen?
B
Wanneer gaat Meneer Jansen slapen?
C
Wanneer gaat meneer jansen slapen?

Slide 21 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 22 - Quiz

3: namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 23 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
Wil jij een pepsi max?
B
Wil jij een Pepsi Max?
C
Wil jij een Pepsi max?

Slide 24 - Quiz

3: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • De Franse Fransman spreekt Frans
  • Limburgs dialect

Slide 25 - Slide

3: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 26 - Slide

3: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 27 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
noord-brabant
B
Noord-brabant
C
Noord-Brabant
D
noord-Brabant

Slide 28 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Met ananas erop is het geen Italiaanse pizza!
B
Met ananas erop is het geen italiaanse pizza!

Slide 29 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Wat is een Westelijke zeestroom nou weer?
B
Wat is een westelijke zeestroom nou weer?

Slide 30 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Woon jij aan de amstellaan?
B
Woon jij aan de Amstellaan?

Slide 31 - Quiz

Punt (.)
Een punt gebruik je aan het eind van een zin.
Mijn naam is Ellen.
Gisteren heb ik pizza gegeten.
Morgen moet ik weer werken.
En bij afkortingen.
M.v.g.


Slide 32 - Slide

Welke zin is goed?
A
T.a.v. Kees Bol
B
t.a.v. Kees Bol
C
T.a.v Kees Bol
D
t.a.v Kees Bol

Slide 33 - Quiz

Vraagteken (?)
Een vraagteken gebruik je aan het eind van een vraagzin.

Hoe gaat het met jou?
Ga jij morgen naar de les?
Waarom drink jij geen koffie?

Slide 34 - Slide

Uitroepteken (!)
Een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel:

Houd op!
Doe die deur dicht!
Schop de bal!

Slide 35 - Slide

Komma (,)
De komma geeft een leespauze aan.

 De komma gebruik je voor een voegwoord (maar, want, voordat) LET OP: niet voor 'en'! 
Ik weet het niet zeker, maar ik denk het wel.

De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen.
Nu ik er langer over nadenk, vind ik het geen gek idee.








Slide 36 - Slide

Komma (,)
Na een aanhef of slotgroet
Geachte, 
Groetjes,

Tussen bijvoeglijk naamwoorden
Oma had een mooie, oude, bruine kledingkast.

Betekenis veranderen van een zin
Pas op Klaas! - Pas op, Klaas!






Slide 37 - Slide

Welke zin is goed?
A
Wat zij gehaald had, kon echt niet.
B
Wat zij gehaald had kon echt niet.
C
Wat zij gehaald had: kon echt niet.

Slide 38 - Quiz

Dubbele punt (:)
De dubbele punt wordt gebruikt voor een opsomming, citaat of toelichting.

- De dag begint altijd met een heel ritueel: opstaan, douchen, aankleden, ontbijten en naar school.
- De student vroeg: 'Mevrouw, mag ik even naar het toilet?'
- Ik ga niet: ik heb wat beters te doen.

Slide 39 - Slide

Puntkomma (;)
De puntkomma maakt duidelijk dat de zin ervoor en erna veel met elkaar te maken hebben.

We hebben een geweldige vakantie gehad; vooral het wandelen was leuk.
Iedereen is welkom; toch hoop ik dat niet iedereen komt.

LET OP: een puntkomma kan worden vervangen door een punt, maar niet door een komma.

Slide 40 - Slide

Voorbeeldzinnen
Dubbele punt:
- Er zijn twee opties: het gaat door of het gaat niet door.
- Denk aan de volgende spullen: een warme trui, sokken en een muts.

Puntkomma:
- We stonden vroeg op; we hadden nog een lange reis voor de boeg.
- Ik houd niet van zwemmen; toch neem ik een zwembroek mee.

Slide 41 - Slide

Welke zin is goed?
A
Samengevat: het idee lijkt mij erg leuk.
B
Samengevat het idee lijkt mij erg leuk.
C
Samengevat, het idee lijkt me erg leuk.

Slide 42 - Quiz

Welke zin is goed?
A
We hebben een mooie zomer gehad, vooral augustus was heerlijk zonnig.
B
We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk zonnig.
C
We hebben een mooie zomer gehad: vooral augustus was heerlijk zonnig.

Slide 43 - Quiz

Aanhalingsteken (')
Een aanhalingsteken wordt gebruikt bij een citaat en om een woord op te laten vallen.

- Nico vroeg: 'Heb je al gekookt?'
- Een hond met korte poten wordt een 'corgi' genoemd. 


Het gebruik van 1 of 2 aanhalingstekens is beide goed. Wees wel consequent!

Slide 44 - Slide

Welke zin is goed?
A
Mijn moeder zei: ik wil naar huis.
B
Mijn moeder zei: Ik wil naar huis.
C
Mijn moeder zei: 'Ik wil naar huis.'
D
Mijn moeder zei: 'Ik wil naar huis'

Slide 45 - Quiz

Hoe bedoel je: "Schrijf ik deze leestekens wel goed?"

De cliënt vroeg zich af: "Welk medicijn moet ik wanneer nemen?"

De cliënt vroeg zich af welk medicijn hij wanneer moest nemen. 

Slide 46 - Slide

Vragen? Tot volgende week!

Slide 47 - Slide