This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom
Nederlands
Je legt klaar:
-lesboek, schrift + pen
timer
2:30
Slide 1 - Slide
Programma
1. Spullen check
2. Lesdoel vandaag
3. Uitleg theorie
4. Aan de slag, opdracht 1 en (2)
5. Afsluiting les
Slide 2 - Slide
Lesdoel
Je leert feiten, meningen en argumenten onderscheiden in de tekst.
Slide 3 - Slide
Wat weet je al over: mening, feiten en argumenten?
Slide 4 - Mind map
Uitleg:
1. Mening / standpuntis een uitspraak over wat iemand vindt van iets of hoe iemand ergens over denkt. Met een mening/standpunt kun je het eens of oneens zijn.
2. Een feitis een uitspraak over iets wat waar of onwaar is en wat je kunt controleren. HEEL BELANGRIJK: CONTROLE!
3. Als je zegt waaróm je een bepaalde mening hebt, noem je dat een argument.
Slide 5 - Slide
Hoe herken je meningen, feiten
en argumenten?
1. Een mening herken je vaak aan signaalwoorden als: ik vind en volgens mij. 2. Eenfeit kun je controleren: is het waar of niet waar. 3. Een argument herken je vaak aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers.
Slide 6 - Slide
Ik vind het hebben van één echte , goede vriend belangrijk
A
Mening
B
Feit
C
Argument
D
Geen idee
Slide 7 - Quiz
Je mag overleggen tijdens een toets of examen.
A
Mening
B
Argument
C
Feit
D
Geen idee
Slide 8 - Quiz
Ik vind het hebben van een huisdier belangrijk, want dan is er altijd iemand blij als je thuiskomt.