Herhaling TH1 - Hoofdstuk 4 en 5 - Woorden, spelling, grammatica - Talent
1 / 22
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is het wg in de zin:
Mijn moeder heeft vorige week veel gewerkt.
Mijn moeder heeft vorige week veel gewerkt.
Slide 3 - Open question
Wat is het wg in de zin:
Afgelopen dinsdag waren in Frankrijk veel mensen aan het staken.
Afgelopen dinsdag waren in Frankrijk veel mensen aan het staken.
Slide 4 - Open question
Wat is het wg in de zin:
Daar heeft zij toch niets mee te maken?
Daar heeft zij toch niets mee te maken?
Slide 5 - Open question
Ik weet wat een wg is en ik kan het aanwijzen in een zin.
😒🙁😐🙂😃
Slide 6 - Poll
Wat weet je over het lijdend voorwerp?
Slide 7 - Mind map
Wat is het lijdend voorwerp in de zin: De hond eet het bot op?
A
De hond
B
de
C
eet op
D
het bot
Slide 8 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de zin: Ik heb de taart gebakken?
A
Ik
B
heb gebakken
C
de
D
de taart
Slide 9 - Quiz
In welke zin(nen) staat een lijdend voorwerp?
A
De bloemen zijn rood.
B
Mijn vriendin en ik gaan naar de bioscoop.
C
De kat ligt op de mat.
D
Ik lees een boek.
Slide 10 - Quiz
In welke zin(nen) staat geen lijdend voorwerp?
A
Mijn zus speelt gitaar.
B
De vogels vliegen hoog in de lucht.
C
Ik kijk naar de televisie.
D
De hond eet het bot op.
Slide 11 - Quiz
Ik begrijp wat het lijdend voorwerp is en ik kan het herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃
Slide 12 - Poll
Zet zinsdeelstrepen:
De 12-jarige Isa laat elke woensdagmiddag haar lieve hond uit.
De 12-jarige Isa laat elke woensdagmiddag haar lieve hond uit.
Slide 13 - Open question
Benoem de pv, o, wg en lv
De 12-jarige Isa laat elke woensdagmiddag haar lieve hond uit.
De 12-jarige Isa laat elke woensdagmiddag haar lieve hond uit.
Slide 14 - Open question
Zet zinsdeelstrepen:
De brutale kat was heel snel op de hoge tafel gesprongen.
De brutale kat was heel snel op de hoge tafel gesprongen.
Slide 15 - Open question
Benoem de pv, o, wg en lv
De brutale kat was heel snel op de hoge tafel gesprongen.
De brutale kat was heel snel op de hoge tafel gesprongen.
Slide 16 - Open question
Ik begrijp hoe ik een zin moet ontleden tot en met het lijdend voorwerp.
😒🙁😐🙂😃
Slide 17 - Poll
Ik weet wat een tegenwoordig deelwoord is.
Ja, dat weet ik
Nee, dat weet ik niet
Ik weet het niet zeker, maar denk het wel
Slide 18 - Poll
Maak een zin met een tegenwoordig deelwoord.
Slide 19 - Open question
Schrijf de volgende woorden als tegenwoordig deelwoord/ onvoltooid deelwoord:
schilderen, vissen en lopen
schilderen, vissen en lopen
Slide 20 - Open question
Ik weet wat een tegenwoordig deelwoord is en kan deze vervoegen in een zin.
😒🙁😐🙂😃
