BSR 05/11 2ha Formuleren §2 en 3

Open alvast je boek op blz. 236-237.
Log alvast in op LessonUp
 (de code staat linksonder in beeld).

§2 Variatie in woordgebruik
§3 Variatie in zinsopbouw

Voordat we beginnen:
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open alvast je boek op blz. 236-237.
Log alvast in op LessonUp
 (de code staat linksonder in beeld).

§2 Variatie in woordgebruik
§3 Variatie in zinsopbouw

Voordat we beginnen:

Slide 1 - Slide

  • Je weet hoe je kunt variëren in je woordgebruik.
  • Je kunt variëren in zinsopbouw. 
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

1. Verder met Cursus 6: Formuleren. 
2. De opdrachten van paragraaf 2: Variëren in woordgebruik bespreken.
3. De uitleg van paragraaf 3: Variëren in zinsopbouw.
4. De opdrachten van paragraaf 3: Variëren in zinsopbouw.


Wat gaan we vandaag doen?

Slide 4 - Slide

De manier waarop je iets onder woorden brengt (of de manier waarop je iets uitdrukt in woorden). 

Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Die behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren 

=

Slide 5 - Slide

§2: Variatie in woordgebruik
In het weekend werkt Daphne in het asiel. Daphne zorgt in het asiel voor de honden. Omdat er altijd veel honden in het asiel zitten, heeft Daphne Daphnes handen er vol aan. De honden worden opgevangen in het asiel, omdat de honden in de steek gelaten zijn. 

Slide 6 - Slide

H1: Variatie in woordgebruik
In het weekend werkt Daphne in het asiel. Daphne zorgt in het asiel voor de honden. Omdat er altijd veel honden in het asiel zitten, heeft Daphne Daphnes handen er vol aan. De honden worden opgevangen in het asiel, omdat de honden in de steek gelaten zijn. 

Slide 7 - Slide

§2: Variatie in woordgebruik
Een tekst wordt saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt. Het is beter om variatie aan te brengen. Dat kan op twee manieren. Je kunt synoniemen
(hond-viervoeter, asiel-opvang, bier-pils) en verwijswoorden (die, dat, hij, hem, het, zij, ze, haar, hun, hen) gebruiken.

Slide 8 - Slide

Welke woorden zijn synoniemen van elkaar? Sleep de juiste synoniemen naar de woorden.
Leugenaar
Zoenen
Voorspelling
Afwas
Bedrieger
Kussen
Prognose
Vaat

Slide 9 - Drag question

Welke woorden zijn synoniemen van elkaar? Sleep de juiste synoniemen naar de woorden.
Boos
Chantage
Gevangenis
Cipier
Kwaad
Afpersing
Bajes
Gevangenisbewaarder

Slide 10 - Drag question

Met het verwijswoord
'met wie'
verwijs je naar...
A
een mens
B
een dier
C
een ding

Slide 11 - Quiz

Hoe kun je in onderstaand verhaal variatie aanbrengen in woordkeuze?
'Ik heb niet heel veel in mijn vakantie gedaan. Wel heb ik gevoetbald en ben ik met mijn familie naar de stad geweest. Daar heb ik schoenen gekocht. Ik ben niet op vakantie geweest. Ook heb ik een wedstrijd gespeeld. In het weekend heb ik ook niet veel gedaan.'

Slide 12 - Open question

Lees de volgende tekst:
Een glazenwasser uit Leeuwarden heeft gisteren een geweldige vondst gedaan. De man was zijn ronde aan het doen. Hij klom met een emmertje zeepsop de ladder op bij het eerste huis in de straat. Hij zag op de vensterbank een gouden ketting liggen met een hangertje eraan. De bewoonster was de ketting al een tijdje kwijt. Ze was erg blij dat de ketting teruggevonden was.

Slide 13 - Slide

§3 Zinsopbouw
De meeste zinnen hebben de volgende opbouw:
onderwerp - persoonsvorm - ander zinsdeel (OPA)
De leraar (OW) geeft (PV)
de uitleg (A). 
Alleen maar OPA-zinnen te gebruiken, maakt een tekst saai. Je moet dus niet alleen variëren in woordkeuze, maar ook in zinsopbouw.

Slide 14 - Slide

§3 Zinsopbouw
Zo varieer je in zinsopbouw:
  • Kies naast OPA ook de andere volgorde: APO.
  • Maak zo nu en dan een vraagzin: POA.
  • Gebruik (in teksten waar dat kan), ook de gebiedende wijs (PA).

Slide 15 - Slide

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 16 - Open question

Maak een zin met de zinsdelen. Je mag de volgorde veranderen.

Slide 17 - Open question

Mijn vriendin pakt meestal de bus naar huis.
De zinsopbouw van deze zin is:
A
OPA
B
APO
C
POA

Slide 18 - Quiz

Welke zinsopbouw?

Vanochtend was het koud op de fiets.
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 19 - Quiz

Welke zinsopbouw?

Is hij jarig?
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 20 - Quiz

Wat is de zinsopbouw?

In de herfstvakantie worden veel activiteiten voor jongeren georganiseerd.
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 21 - Quiz

Welke zinsopbouw?

Eet een tosti!
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PA

Slide 22 - Quiz

Breng meer variatie in woordkeuze en zinsopbouw in onderstaand verhaal:
Ik ben naar de film geweest. De film is Oppenheimer. De film ging over hoe de atoombom is ontstaan. Ik ben ook naar het zwembad geweest. De glijbanen waren wel wat saai, maar voor de rest heel leuk. Ik ben ook nog naar de verjaardag van mijn neef geweest.

Slide 23 - Open question

Wat?
Cursus 6 Formuleren: §3 Variatie in zinsopbouw.
Opdracht 2, 3 en 4 (blz 238-239).
Hoe?
Zelfstandig of in tweetallen. Overleg fluisterend.
Hulp
De theorie in je boek (groene blokken), de uitlegvideo's en de LessonUps.
Tijd
Tien minuten
Waarom?
Om te oefenen met variatie in zinsopbouw. 
Klaar?
https://www.cambiumned.nl/stijl/formuleren/
Huiswerk 
timer
10:00

Slide 24 - Slide

  • Je hebt de herhaling van leerjaar 1 gemaakt.
  • Je weet hoe je synoniemen en verwijswoorden kunt gebruiken
    om te variëren in woordgebruik.

Lesdoelen

Slide 25 - Slide

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u2ha: ihcqy

Slide 26 - Slide