oefening spelling van de werkwoorden mix2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

zij heeft haar tanden zorgvuldig (flossen)

Hij had de roeiers enorm (toeschreeuwen)

Alle schijnwerpers (branden) toen wij gisteravond keken.

Ik koop altijd zulke kaarsen omdat ze langer (branden)

Degene die zijn abonnement (opzeggen) krijgt geen korting.

Er zaten fouten in, dus het moest (overtypen) worden.

Aanstaande vrijdag (organiseren) hij een bingo.

Had hij dat ook al eens eerder (organiseren)

Doordat ze versleten waren, (wissen) de ruitenwissers slecht.

De meeste deelnemers (weten) het antwoord op de vraag gisteren niet.

De arts vroeg of hij een paar keer wilden (zuchten)

De patiënten (zuchten) vorige week dieper dan nu.

Ik denk dat ik (word) uitgeloot

(Worden) jij ingeloot denk je?

Hij (worden) vast de beste student.

Of (worden) je broer dat dit jaar.

Ik heb die handelaar nooit (vertrouwen)

Hij heeft wel een (vertrouwen) gezicht.

De leerlingen (juichen) gisteren na de laatste les.

De school is vorig jaar (verhuizen).