uitleg grammatica 5.4 vwo 3

BIJZINNEN
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

BIJZINNEN

Slide 1 - Slide

Onderwerpszin
  • een bijzin die in een samengestelde zin een onderwerp is
  • begint met dat of of
  • begint met een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent-> wie of wat
  • Onderwerpszin kun je vervangen door 1 of enkele woorden.

Slide 2 - Slide

Onderwerpszin
  • Dat hij de bus mist, gebeurt bijna dagelijks
  • Dat gebeurt bijna dagelijks

  • Wie niet op tijd vertrekt, kan dat verwachten
  • Iemand Ikan dat verwachten

Slide 3 - Slide

gezegdezin
  • Alleen als de hoofdzin een koppelwerkwoord heeft
  • Gezegdezin = naamwoordelijk deel met pv
  • Vervang de bijzin door een woord/ woordgroepje --> je krijgt dan een enkelvoudige zin.


vb. Eindelijk is hij geworden, wat hij altijd al wilde zijn

       Eindelijk is hij dokter geworden.

       geworden= kww    -->   Hij wordt dokter (dokter=nwr)

Slide 4 - Slide

nog een voorbeeld...
Zij is nog steeds zoals ze twintig jaar geleden was
Zij is nog steeds  ..................................
vervang "zoals ze twintig jaar geleden was" door woord: mooi
Zij is nog steeds mooi = naamw. deel van het gezegde

Dus: 
zoals ze twintig jaar geleden was = gezegdezin

Slide 5 - Slide

Benoem de bijzin:
Deze dag is geworden, zoals ik hem had voorgesteld.
A
lijdendvoorwerpzin
B
onderwerpszin
C
gezegdezin
D
bijwoordelijke bijzin

Slide 6 - Quiz

Benoem de bijzin tussen //:

/Wie het vindt/, mag het houden.
A
o-zin
B
mv-zin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 7 - Quiz

/Omdat het bleef regenen/, werd het kampioenschap afgelast.

A
ow-zin
B
lv-zin
C
gezegdezin
D
bwb-zin

Slide 8 - Quiz

Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft.
A
ow-zin
B
mv-zin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 9 - Quiz

Hij is eindelijk geworden wat hij altijd al wilde zijn.
A
ow-zin
B
mv-zin
C
bwb-zin
D
gezegdezin

Slide 10 - Quiz

beknopte bijzin
De beknopte bijzin is een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm, maar met een werkwoordsvorm en een onderwerp dat hetzelfde moet zijn als de hoofdzin
Hoe maak je een beknopte bijzin?

-te + infinitief -> Na lang tijd te huilen viel de baby in slaap
-tegenwoordig deelwoord -> Fietsend zag ze het konijn
-volt dw-> Gesloopt kwam ze over de finish

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Foutief beknopte bijzin
Een beknopte bijzin is een bijzin zonder onderwerp, persoonsvorm en gezegde. 

Als je er een gewone bijzin van maakt, moet het onderwerp van deze bijzin hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. 

  • Als dit niet het geval is, krijg je een foutieve beknopte bijzin.

Slide 13 - Slide

Voorbeeld 1
Eindelijk in Bethlehem gearriveerd, bleken alle herbergen vol te zitten.

Wie of wat zijn gearriveerd?

Impliciet onderwerp beknopte bijzin is niet hetzelfde als onderwerp hoofdzin -> beknopte bijzin is foutief!

Verbetering: Toen Jozef en Maria eindelijk in Bethlehem gearriveerd waren, bleken alle herbergen vol te zitten.

Slide 14 - Slide

Voorbeeld 2
Werkend aan de lastige opgaven ging de wiskundeles snel voorbij.

Wie of wat zijn aan het werken?

Impliciet onderwerp beknopte bijzin is niet hetzelfde als onderwerp hoofdzin -> beknopte bijzin is foutief!

Verbetering: Terwijl we aan de lastige opgaven werkten, ging de wiskundeles snel voorbij.

Slide 15 - Slide

(Foutief) beknopte bijzin
Kermend van de pijn strompelde de verdediger van het veld.

ow uit de hoofdzin= de verdediger
verzwegen ow uit de bijzin= de verdediger

conclusie= de beknopte bijzin is juist!

Slide 16 - Slide

(Foutief) beknopte bijzin
Na een halfuur in de abri te hebben gezeten kwam mijn bus er eindelijk aan.

ow uit de hoofdzin= mijn bus
verzwegen ow uit de bijzin= 'ik'

conclusie= de beknopte bijzin is foutief!

Slide 17 - Slide

Beknopte bijzin
Luid zingend, werd de kip gebraden.

Het onderstreepte deel is een beknopte bijzin. Het heeft namelijk geen onderwerp en persoonsvorm. 

Het onderwerp van het tweede deel is 'de kip'. Een kip zal (waarschijnlijk) niet luid zingen als hij gebraden wordt. 

Dit onderwerp is dus niet het onderwerp van de bijzin.

Deze zin is dus foutief.

Slide 18 - Slide

Bij school aangekomen, bleken zijn boeken nog thuis te liggen.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 19 - Quiz

Liggend op zijn badmat las Dennis zijn dagblad.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 20 - Quiz

Kijkend uit het raam, viel plotseling een dakpan naar beneden
A
beknopte bijzin
B
foutief beknopte bijzin

Slide 21 - Quiz

Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 22 - Quiz

Zijn vriendin uitzwaaiend, verdween de bus uit het zicht.
A
foutief beknopte bijzin
B
beknopte bijzin

Slide 23 - Quiz

Een vrolijk melodietje fluitend, gaf de pakketbezorger het pakket bij mij af.

A
foutief beknopte bijzin
B
beknopte bijzin

Slide 24 - Quiz

Snap je de beknopte bijzin en de foutieve beknopte bijzin?

Slide 25 - Open question