ecologie

ecologie
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

ecologie

Slide 1 - Slide

Niveaus in de ecologie





Slide 2 - Slide

Ecologie
  • Het onderzoeken van de relatie tussen dieren en hun milieu: Ecologie
  • In de natuur hebben we biotische en abiotische factoren:

Slide 3 - Slide

Wat is ecologie?
Niveaus 
van 
ecologie


Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Na deze les ken je alle onderdelen van het thema ecologie:

invloeden vanuit het milieu de abiotische en biotische factoren
niveau van ecologie
voedselrelatie in keten en web
De termen producent, consument en reducent
Aanpassing van dieren en planten

Slide 5 - Slide

wat betekent ecologie?

Slide 6 - Slide

wat betekent ecologie?
 De ecologie bestudeert zowel de wisselwerking tussen organismen onderling, binnen populaties en levensgemeenschappen (de biotische milieufactoren ), als de relaties van deze biologische eenheden met hun niet-biologische omgeving (de abiotische milieufactoren ).

Slide 7 - Slide

voedselketen/web

Slide 8 - Slide

Wat is het verschil tussen een voedselweb en een voedsel keten?

Slide 9 - Slide

Een voedselweb zijn
meerdere voedsel-
ketens die met el-
kaar samenhangen.

Slide 10 - Slide

Voedselrelaties zichtbaar maken in een ecosysteem
voedselketen
<------

voedselweb
------>
voedselweb: alle voedselrelaties in een ecosysteem
voedselketen: slechts 1 keten uit het voedsel web

Slide 11 - Slide

noem de verschillende ordes in een voedsel web.

Slide 12 - Slide

verschillende lagen
  • Producenten: Zijn alle organismen die van anorganische stoffen organische stoffen kunnen maken.  meestal onderaan de keten en waar het web begint.
  • Consumenten: dieren die leven van organische stoffen die andere organisme hebben gemaakt. 
  • Reducenten: Dat zijn de organisme die organische stoffen uit dode planten en dieren afbreken tot anorganische stoffen.

Slide 13 - Slide

Basisstof 2 Piramiden
  • Piramide van aantallen hoeft niet een piramide vorm te hebben.
  • Piramide van biomassa heeft altijd een piramide vorm!

Slide 14 - Slide

Piramide van aantallen:
Heeft een niet altijd een echte  piramide vorm
Piramide van biomassa: 
Heeft een echte piramide vorm

Slide 15 - Slide

Piramide van biomassa
piramide van biomassa

Slide 16 - Slide

Piramide van aantallen
Piramide van aantallen

Slide 17 - Slide

Kringloop

Slide 18 - Slide

Stikstofkringloop

Slide 19 - Slide

Koolstofkringloop

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

 deze week TOETS?
zijn er vragen over de aankomende toets?

Slide 23 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt aanpassingen bij planten noemen.
  • Je kunt aanpassingen bij dieren noemen.

Dieren en planten moeten zich voeden, verdedigen en voortbewegen. Dat doet elke soort op zijn eigen manier

Slide 24 - Slide

Aanpassingen
Alle organismen hebben aanpassingen aan hun omgeving en leefwijze.

Je kunt denken aan ademhaling, beweging, voeding, verdediging en voortplanting.
Bijvoorbeeld: Vissen zijn aangepast aan water (kieuwen)
Vogels om te vliegen (vleugels)

Slide 25 - Slide

aanpassingen bij vogels
bij vogels kijken we naar 2 onderdelen die aangepast zijn aan leefomgeving en levensstijl:
  • snavel
  • poten

Slide 26 - Slide

de poten van vogels
de poot van een vogel is aangepast op waar je de vogel vind. zo hebben vogels die veel zwemmen zwemvliezen.

Slide 27 - Slide

de snavels
  1. een snavel voor zaden/nootjes
  2. een snavel voor insecten
  3. een snavel voor vlees
  4. een snavel voor bodemdieren
  5. een snavel voor waterbeestjes

zoals je ziet is er veel aangepast aan de snavel

Slide 28 - Slide

deze poten zijn van een?
A
steltloper
B
loopvogel
C
roofvogel
D
watervogel

Slide 29 - Quiz

Voortbewegen
  • zoolgangers
  • teengangers
  • topgangers (hoefgangers)

Dit zijn aanpassing op de ondergrond.

Slide 30 - Slide

Zoolganger
Loopt op zijn hele voetzool 
(van hielbeen tot en met de teenkootjes). 

Voordeel: hij verdeelt zijn gewicht over een groot oppervlak en zakt niet snel diep weg in een zachte ondergrond zoals bijv. sneeuw.
Nadeel: een zoolganger is minder snel

Slide 31 - Slide

Teenganger

Loopt op zijn tenen (alleen op de teenkootjes)

Voordeel: hij kan zachtjes sluipen
                     hij kan snel sprinten
Nadeel: bij lange afstanden is hij minder snel

Slide 32 - Slide

Topganger (hoefganger)
Loopt op het puntje van zijn tenen 
(alleen op het laatste teenkootje/hoef)

Voordeel: hij heeft enorm lange poten/benen
en kan daardoor heel hard lopen
Nadeel: bij drassige ondergrond zakt hij makkelijk de bodem in

Slide 33 - Slide

Waterdieren
  • leven in het water
  • hebben vinnen om te sturen, lichaamsvorm
  • zijn gestroomlijnd: kop, lijf & staart lopen in elkaar over daardoor glijden ze snel door het water

Slide 34 - Slide

Verdediging bij dieren
       Tegen vijanden:
  • stekels of gifstekels
  • schutkleur -> onzichtbaar
  • schild 
    Tegen de omgeving:
  • vacht tegen kou

Slide 35 - Slide

Aanpassing bij planten

Slide 36 - Slide

Verdediging bij planten

  • Stekels
  • Brandharen
  • Maken van gifstof

Slide 37 - Slide

Genoeg water?
  • Aanpassingen tegen uitdroging
  • kleine dikke / grote dunne bladeren
  • veel / weinig wortels 
  • Grote bladeren veel fotosynthese
Veel water 
Weinig water

Slide 38 - Slide