EWS/SBARR--> AFP

Vandaag 
Redeneerhulpen 

EWS 

 SBARR

ABCDE 
1 / 48
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vandaag 
Redeneerhulpen 

EWS 

 SBARR

ABCDE 

Slide 1 - Slide

Hoe zitten we erbij vandaag?
A
Goed, alles op orde
B
Redelijk
C
Erg druk
D
Niet zo goed

Slide 2 - Quiz

Wat zijn de vitale functies?
A
Horen, zien, ruiken, voelen, proeven
B
Ademhaling, bloedsomloop, temperatuur, pijn en bewustzijn
C
Ademhaling, pijn, bewusteloosheid, bloedsomloop en temperatuur
D
Bloeddruk, ademhaling, temperatuur en pijn, bewustzijn

Slide 3 - Quiz

Waar vindt de gasuitwisseling plaats?
A
in de longblaasjes
B
in de bronchiën
C
In de luchtpijptakjes
D
in de neusholte

Slide 4 - Quiz

Wat voel je als je de pols voelt
A
een golf bloed
B
net na een golf bloed
C
het samentrekken van de kamers
D
de prikkel van de av- knoop

Slide 5 - Quiz

De temperatuur is over het algemeen
A
In de avond lager dan in de ochtend
B
Altijd gelijk op de dag
C
In de ochtend lager dan in de avond

Slide 6 - Quiz

Welke taak heeft pijn?
A
Pijn laat je voelen dat je leeft
B
Pijn zorgt ervoor dat je weet dat er iets aan de hand is
C
Pijn geeft aan dat je bang bent

Slide 7 - Quiz

Bewustzijn = alertheid
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Om te mogen reanimeren moet je bekwaam en bevoegd zijn
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Tijdens coma reageert iemand nog wel op pijnprikkels
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Een apneu is?
A
Oppervlakkige ademhaling
B
korte diepe ademhaling
C
Te lang en te diep ademhalen
D
Afwezigheid van ademhaling

Slide 11 - Quiz

Bij de oudere zorgvrager is de hartslag meestal
A
sneller
B
trager
C
niet anders
D
kweetniet

Slide 12 - Quiz

Waar meet je tympanisch de temperatuur meten
A
oraal
B
anus
C
oor
D
oksel

Slide 13 - Quiz

Voor welke meting gebruik je een VAS
A
pijn
B
temperatuur
C
bloeddruk
D
pols

Slide 14 - Quiz

Wat betekent EWS

Slide 15 - Open question

Hoeveel vitale functies zijn er?
A
2
B
3
C
5
D
6

Slide 16 - Quiz

Wat betekend EWS en SBARR?

Slide 17 - Open question

Leerdoelen
  • Je kan aangeven wat EWS en SBAR betekend
  • Je kan vertellen wat de ADBDE methode inhoudt
  • Je verklaart het doel van deze redeneerhulpen
  • Je past de redeneerhulpen aan de hand van een casus toe

Slide 18 - Slide

EWS
Early Warning Scale/Vroege Signalerings Score

- Brengt patient qua vitale functies in beeld

- Erkent Niet-pluis gevoel verpleegkundige

- Praat plaatje met de dokter

- ABCDE beoordeling

Slide 19 - Slide

EWS/VSS
Dhr Kroes ligt op jou afdeling. Je doet controles en ziet het volgende; RR 110/50, P120, Saturatie 94% met een ademhalingsfrequentie van 32x/min. De patiënt plast goed. Wel maak je je zorgen over de patiënt.

Wat scoor je? Wat doe je dan?

Slide 20 - Slide

EWS/VSS
Je stapt binnen bij Mw. de Haas en het valt je op dat zij een snelle ademhaling heeft van 17x/minuut. Je meet een bloeddruk van 90/60 en een onregelmatige hartfrequentie van 54 sl/minuut. Urineproductie heb je de afgelopen uren niet gecontroleerd. Je maakt je zorgen over mevrouw.

Wat scoor je? Wat doe je dan?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

0

Slide 24 - Video

Welke score krijgt deze saturatie meting?
A
0 want 98 Sph% is prima
B
1 want 98 Sph% is niet optimaal
C
2 want 78 is erg laag!
D
3 want <90% geeft score 3

Slide 25 - Quiz

Waar let je op bij het meten van de bloeddruk?
A
meet de bloeddruk zittend in een stoel. Ontspan en neem vijf minuten rust
B
30 minuten voor de meting mag je niet baden, roken, eten, lichamelijke inspanning verrichten, en geen cafeïne of alcohol gebruiken
C
probeer niet te bewegen en praten tijdens het bloeddruk meten
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 26 - Quiz

Voordelen SBAR(R)?
  • Consequente informatie overdracht: inhoud verbetert, overdracht wordt korter (overdracht en slechte communicatie = risicomoment)
  • Verpleegkundige wordt door stappenplan gedwongen eerst zelf de situatie te analyseren
  • Arts krijgt completer beeld; kan adequater reageren
  • Kwaliteit van zorg en teamsamenwerking nemen toe

Slide 27 - Slide

Wordt de SBARR op de afdeling waar jij werkt gebruikt en wat vindt je ervan?

Slide 28 - Slide

S =Situation (situatie)

Hoe is de situatie waarover je belt?

Wat is jouw relatie tot de patiënt?


Vertel kort iets over het probleem. Bijvoorbeeld: 'Ik ben de verpleegkundige van patiënt ... en ik maak mij zorgen om ...'.

Slide 29 - Slide

B=Background (achtergrond)

De opnamediagnose, lijst van medicatie, allergieën, laboratoriumuitslagen, vitale functies, eventuele voorgeschiedenis.

Bijvoorbeeld: 'De patiënt is opgenomen met ... en gebruikt momenteel ... . Verder heeft patiënt in de voorgeschiedenis een CVA gehad, met hemiparese links als restklacht.'.

Slide 30 - Slide

A=Assesment (beoordeling)

Assessment: Wat is de eigen beoordeling over de situatie? Wat denk je zelf wat er aan de hand zou kunnen zijn?


 Bijvoorbeeld: 'Het probleem zou cardiaal kunnen zijn, maar ik weet het niet zeker.'

Slide 31 - Slide

R=Reccommendation (aanbeveling)

Reccommendation: Wat is de aanbeveling van jou? Wat wil je dat er gaat gebeuren? Wil je dat de arts komt? Moet er medicatie gewijzigd worden?

Bijvoorbeeld: 'Ik denk dat je binnen nu en 30 minuten langs moet komen om de patiënt zelf te beoordelen.'

Slide 32 - Slide

R= 'Repeat' (herhaal).

 Herhaal het antwoord van de zorgverlener nog eens om zo eventuele fouten te kunnen opsporen.


Bijvoorbeeld: 'Dus als ik het goed begrijp, wil je dat ik een hartfilmpje maak en kom je daarna binnen 30 minuten bij de patiënt langs?'

Slide 33 - Slide

De verzorgende vertelt dat de patiënt bekend is met diabetes mellitus. Bij welke fase past dit?
A
Situation
B
Background
C
Assessment
D
Recommendation

Slide 34 - Quiz

De verpleegkundige vraagt de arts of ze alvast een katheter kan inbrengen. Bij welke fase hoort dit?
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 35 - Quiz

De verpleegkundige vertelt de arts dat ze denkt dat de patiënt een hersenbloeding heeft. Dit past in de fase:
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 36 - Quiz

De cliënt ademt 14 keer in 30 seconden.

Welke score krijgt hij?
A
0 (precies goed)
B
1 (te hoog)
C
1 (te laag)
D
2 (alarmerend hoog)

Slide 37 - Quiz

De cliënt heeft een hartfrequentie van 104
Welke score krijgt hij?
A
te laag dus 1
B
prima, dus 0
C
te hoog dus 1
D
Levensbedreigend dus 2

Slide 38 - Quiz

ABCDE-Methode

Slide 39 - Slide

ABCDE methode 





Je kan nooit naar de B als de A niet goed is.

Slide 40 - Slide

ABCD(E) methode 
Gestructureerde manier om vitale functies te beoordelen

Slide 41 - Slide

ABCDE
Redeneerhulp op problematiek zichtbaar te krijgen. Deelopdracht 2 gaat hierover!

A = Airway --> luchtweg
B = Breathing --> Ademhaling
C = Circulation --> Circulatie of bloedsomloop
D = Disability --> bewustzijn en neurologische uitval
E = Exposure/Environment --> Waarneembare afwijkingen, temperatuur en omgeving

Slide 42 - Slide

ABCDE(FG) - kijken, luisteren, voelen, meten
Airway
Luchtweg
Breathing
Ademhaling 
Circulation 
Bloedsomloop
Disability
Bewustzijn
Exposure
Omgevingsomstandigheden: temperatuur, houding, verwondingen)
Full set of vital signs 
Aanvullende gegevens verzamelen
Get Help
Schakel hulp in, gebruik SBAR

Slide 43 - Slide

Oefen casussen bij voldoende tijd

Stap 1: Maak groepen van 3 personen
Stap 2: Je krijgt één casus toegewezen. Werk deze uit volgens de SBARR. Elke persoon uit het groepje is één keer de informatiebrenger, één keer informatieontvanger en één keer observator. 

Stap 3: Geef elkaar feedback op de toepassing van de SBARR

Slide 44 - Slide

Casus
Je komt een patienten kamer en ziet mw de Jonge op de grond liggen. Ze komt versuft over. Ook is ze flink aan het transpireren en is ze trillerig.
Mw is bekend met Diabetes type 2 waarvoor ze 3 x daags insuline spuit. Je meet de controle's RR 95-50. P 90 T 37.2. AH 18 Blds 2.3

Je belt de huisarts. 

Slide 45 - Slide

Casus
Mw Kleine is zojuist bevallen van haar eerste kind. Echter blijft de placenta zitten. In tussen tijd is ze hevig aan het vloeien. Je zit al bijna op een liter bloedverlies.  Mw raak wat suf. RR 90-50 P 120 T 36.8. AH 20 De baarmoeder contraheert niet goed. De verloskundige vraagt jou om een verpleegkundige te bellen voor assistentie.

Slide 46 - Slide

Casus
Mw Smit krijgt antibiotica tegen urineweginfectie. Jij geef haar de medicatie. Na een aantal minuten geeft ze aan erg duizelig en onrustig te zijn. Krijgt jeuk en rode vlekken. Ook zie je haar gezicht opzwellen. RR 80-50 P 120 T 37.1 AH: 20 oppervlakkig.
Jij vertrouwt het niet en belt de huisarts. 

Slide 47 - Slide

Exit-Ticket

Slide 48 - Slide