9 Grammatica 5.7 les 1

Woord van de week
Reduceren

  • Betekenis: verminderen 
  • Voorbeeldzin:
    Smeer je regelmatig in met zonnebrandcrème om de kans op huidverbranding te reduceren.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Woord van de week
Reduceren

  • Betekenis: verminderen 
  • Voorbeeldzin:
    Smeer je regelmatig in met zonnebrandcrème om de kans op huidverbranding te reduceren.

Slide 1 - Slide

Deze les - woensdag 11-6
  1. We starten met lezen / werken aan de presentatie
  2. Uitleg Grammatica 5.7 Woordsoorten
    Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
  3. Oefenen 
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Grammatica 5.7 Woordsoorten
Nieuwe woordsoorten
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord

Welke woordsoorten hebben we al eerder dit jaar geleerd? (vijf)

Slide 3 - Slide

Grammatica 5.7 Woordsoorten
Nieuwe woordsoorten
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord

Welke woordsoorten hebben we al eerder dit jaar geleerd? (zie overzicht achterin je boek p. 180)
- lidwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- zelfstandig naamwoord
- werkwoord
- voorzetsel

Slide 4 - Slide

Grammatica 5.7 Woordsoorten
Nieuwe woordsoorten
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord: verwijst naar iets of iemand in het enkelvoud of meervoud. 

Wat zijn hier de persoonlijk voornaamwoorden?

Ik ben mijn gymspullen vergeten, hoewel mijn moeder ze had klaargelegd.

Slide 5 - Slide

Grammatica 5.7 Woordsoorten
Nieuwe woordsoorten
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord: verwijst naar iets of iemand in het enkelvoud of meervoud. 

Wat zijn hier de persoonlijk voornaamwoorden?

Ik ben mijn gymspullen vergeten, hoewel mijn moeder ze had klaargelegd.

Slide 6 - Slide

Grammatica 5.7 Woordsoorten lees blz. 152
Nieuwe woordsoorten
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord: kan een onderwerp zijn, maar ook bij een ander zinsdeel horen (zoals lijdend of meewerkend voorwerp). Vaak verandert het dan van vorm.

Gaat Erik ook naar dat feest? Ja hij gaat samen met mij. (fout: hij gaat samen met ik)
                                                             Ja ik ga samen met hem.  (fout: ik ga samen met hij)

Slide 7 - Slide

Grammatica 5.7 blz. 154
Bezittelijk voornaamwoord:
Ik ben mijn gymspullen vergeten, hoewel mijn moeder ze had klaargelegd.

Bezit aangeven:
Persoonlijk voornaamwoord na voorzetsel van: Gymspullen van mij.
Bezittelijk voornaamwoord voor het zelfstandig naamwoord:
Mijn gymspullen
Mijn gewassen gymspullen
(Er kan een bijvoeglijk nw tussen staan.)

Slide 8 - Slide

Grammatica 5.7 blz. 154
Bezittelijk voornaamwoord:
Ik ben mijn gymspullen vergeten, hoewel mijn moeder ze had klaargelegd.

Zie blz. 154 In je boek voor de tabel met alle voornaamwoorden. 
- persoonlijk (onderwerp)
- persoonlijk (geen onderwerp)
- bezittelijk

Slide 9 - Slide

Grammatica 5.7 oefenen
Lekker lezen!
Uitleg / herhaling 5.7
Maak opdracht 3, 5, 7, 8, 9 blz. 151-155

Waarover gaat de testweektoets?
Hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5:
Lezen, woorden, grammatica, spelling

Ga op tijd leren! Zie leeroverzicht.

timer
10:00

Slide 10 - Slide