Betoog

Betoog

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Betoog

Slide 1 - Slide

Lesdoel

- je weet wat een betoog is

- je weet hoe je een betoog moet houden (vorm, opbouw)

Slide 2 - Slide

Betoog:

Met een betoog wil je het publiek overtuigen van jouw mening in een vorm van een standpunt

Je onderbouwt je mening met argumenten. Deze argumenten ondersteun je met uitleg of voorbeelden

Je betoog wordt sterker als je ook tegenargumenten weerlegt

In het slot vat je de argumenten kort samen en herhaal je je standpunt

Slide 3 - Slide

Ingezonden brief in een krant is vaak een betoog
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Voorbeeld stelling:

De regering moet de scholen gesloten houden.


Slide 6 - Slide

Noem minimaal 2 argumenten voor:

Slide 7 - Open question

Noem minimaal een argument tegen:

Slide 8 - Open question

Conclusie:

- maak een afweging tussen de argumenten voor en tegen

- herhaal je standpunt

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden:

- Reden of argument: namelijk, immers, want, omdat

- Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, zodat, als gevolg van

- Tegenstelling: maar, toch, echter, enerzijds, daarentegen

- Samenvatting: kortom, al met al, met andere woorden

- Conclusie: dus, concluderend, samengevat

Slide 10 - Slide

Argument
Bij een mening geef je een argument.

Een argument is uitleg en ondersteuning bij jouw mening.
Een mening zonder argument is niets waard.

Een argument begint vaak met  'want' of "omdat". 
Bijvoorbeeld: "Ik ben tegen roken omdat het ongezond is".

Slide 11 - Slide