Kunstgeschiedenis - Romantiek

Neoclassicisme


    neoclassicisme
    romantiek
    1800-1870
    1 / 14
    next
    Slide 1: Slide
    KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

    This lesson contains 14 slides, with text slides.

    Items in this lesson

    Neoclassicisme


      neoclassicisme
      romantiek
      1800-1870

      Slide 1 - Slide

      Romantiek
      • 1800-1870

      • 19e eeuw: Industriële Revolutie.
      • Mensen verhuizen naar de stad, waar het werk in de fabrieken zwaar is en de leefomstandigheden slecht zijn. 
      • Verlangen om hieraan te ontsnappen.
      • Ook belangrijke stroming in de muziek en   literatuur. 
      Markiezin de Pompadour - François Boucher
      Gustave Doré: Over Londen per spoor, 1872

      Slide 2 - Slide

      De romantiek is een stroming, geen stijl.
      • De Romantische kunstenaar geeft op zijn eigen manier de algemene gevoelens van angst en hoop weer =>   van objectiviteit naar subjectiviteit.
      • L'art pour l'art (kunst om de kunst): niet langer ten dienste van geloof of machthebber. De kunstenaar   maakt wat hij zelf wil maken.
      • De kunstenaar is een bohémien, een eigenzinnige artistiekeling.

      Slide 3 - Slide

      Schilderkunst
      • Reactie op kille, rationele Verlichting.
      • Verzet tegen onpersoonlijke stijl van   Neoclassicisme.
      • Verlangen naar alles wat onbereikbaar is:   ongerepte natuur, exotische oorden, verre verleden (middeleeuwen), sprookjes en volksverhalen. 
      • Gevoel, fantasie en onderbewustzijn spelen een belangrijke rol. 
      Caspar David Friedrich, “Wandelaar boven de nevelen”, ca. 1817-1818

      Slide 4 - Slide

      Grootsheid van de natuur
      Als tegenhanger van de volle, vieze steden wordt de woeste, ongerepte natuur verbeeld. 

      Caspar David Friedrich, “Monnik bij de zee”, 1808-1809
       

      William Turner, “Het slavenschip”, 1840
       
       

      • Natuurgeweld: wilde penseelstreek, spel van   licht en kleur. 
       
      • Mens als nietig wezen tegenover de grootsheid van de natuur.

      Slide 5 - Slide

      Oriëntalisme
      Ingres, “Liggende odalisk”, 1814

      Delacroix, “De dood van Sardanapalus”, 1828

      Benoist, "Portret van een zwarte vrouw", 1800 

      • Overgangskunstenaar Neoclassicisme en Romantiek (Een slavin in het harem van de Turkse sultan)
        Naakt, liggend, kijkt de toeschouwer in de ogen
      Door wereldwijde scheepvaart; interesse in niet-Westerse culturen.
      • Geromantiseerd beeld van de Oriënt:  agressief, sensueel, mysterieus.  
      • Zwarte vrouw voor het eerst niet als 'typetje', maar als portret weergegeven. 

      Slide 6 - Slide

      Nationaal bewustzijn
      Belangstelling voor eigen cultuur en (recente) geschiedenis.
      Eugène Delacroix, “De 28ste juli: De Vrijheid die het volk leidt”,1830

      • Verbeeldt de revolutie van 1830
      • Dubbelzinnigheid van vrijheid: mensenlevens worden ervoor opgeofferd.

      Théodore Gèricault, “Het vlot van de Méduse”, 1819
       Gebeurtenis uit eigen tijd
      Schipbreukelingen voor de kust van Afrika
      • Kritiek op schandaal: alleen kapitein en hoge   officieren overleefden de schipbreuk van 1816.
      • Groot formaat 491 x 716 cm: schokeffect.

      Slide 7 - Slide

      Beeldhouwkunst
      • Beeldhouwkunst van de Romantiek heeft geen eigen gezicht. Vaak klassieke kenmerken of overeenkomsten met Barok. 
      • Dramatiek, heftige emoties, grote licht-donkercontrasten, diagonale richtingen.  
      • Moed en vaderlandsliefde.
      François Rude, “La Marseillaise” op de Arc de Triomphe te Parijs, 1833-1836

      Slide 8 - Slide

      • Uitbeelden van geweld en kracht van de natuur.
      • Voorkeur voor exotische diersoorten.
      • Anatomische precisie (in tegenstelling tot idealisme tijdens neo-classicisme).

      Antoine Louis Barye, “Een jaguar verslindt een haas”, 1820-1851

      Slide 9 - Slide

      Architectuur
      • Exotische kenmerken: minaretachtige   torens, hoefijzerbogen, oosters traliewerk,   uivormige koepels.
      • Constructies van moderne materialen, zoals gietijzer, buitenkant traditioneel met vaak veel ornamenten.
      • Hang naar het verleden: neostijlen
      • Eclecticisme: meerdere stijlen in één gebouw.
      John Nash, "Royal Pavilion", 1815-1822 de nevelen”, ca. 1817-1818

      Slide 10 - Slide

      Verlangen naar verleden
      Eduard Riedel, "Neuschwanstein", 1869-86

      • Ziet er uit als een middeleeuws kasteel
      Barry en Pugin: "Parlementsgebouwen", 1839-52, Londen

      • Neo-Gotiek
      • Vanwege symmetrie ook klassieke uitstraling. 

      Slide 11 - Slide

      Neo-stijlen
      Charles Garnier, “Opera gebouw” te Parijs, 1862-1875 

      • Neo-Barok
      Paul Abadie. “Sacre Coeur” te Parijs, 1875-1914

      • Neo-Byzantijns
      • Sprookjesachtig

      Slide 12 - Slide

      Rijksmuseum
      • Nationaal bewustzijn: Rijksmuseum maakt 
             kunst voor iedereen toegankelijk. 
      • Eclecticisme: combinatie van bouwstijlen
             Decoraties: Neo-Gotiek
             Structuur: Neo-Renaissance 
      • Moderne ijzer- en glasconstructies om de tentoonstellingsruimte te overspannen, maar aan de buitenkant traditionele bakstenen en pleisterwerk.






      P. J. H. Cuypers, “Rijksmuseum” te Amsterdam, 1876-1885

      Slide 13 - Slide

      Engelse landschapstuin
      • Er trekken zoveel mensen naar de steden, dat stadsmuren gesloopt worden.
      • Stadsparken in Engelse landschapsstijl worden aangelegd: kronkelende paden, natuurlijke beplanting, heuvels, watervallen, ruïnes en follies (= fantasiegebouw). 
      • Groot contrast met strakke, symmetrische tuinen van Neoclassicisme (bijv. Versailles).
      Lieven Rosseels: "Kronenburgerpark", 1880 Nijmegen

      Slide 14 - Slide