5.7 & 5.8 werkwoorden & verkleinwoorden

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 5.7 & 5.8
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 5.7 & 5.8
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 224.


Huiswerk controle:
5.5 en 5.6 opdracht 5 t/m 8 en 10
 

Slide 2 - Slide

2. Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
- weet je in welke vorm een werkwoord staat en welke spellingsregel is gebruikt
- kun je verkleinwoorden op de goede manier spellen

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.
Je maakt zelfstandig les 5.7 en 5.8 opdracht 1, 3, 4 en 6 op blz 224 t/m 227.
Jessica, Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Krystian, Jaysen, Niek & Zouhir

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
n.v.t.

Slide 4 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 5 - Slide

Wat is het goede verkleinwoord van
handdoek
A
handdoekje
B
handdoek'je
C
handdoektje

Slide 6 - Quiz

Wat is het goede verkleinwoord van
baby
A
babytje
B
babyje
C
baby'tje

Slide 7 - Quiz

Wat is het goede verkleinwoord van
accu
A
accu'tje
B
accuutje
C
accutje
D
accuu'tje

Slide 8 - Quiz

Wat is het goede verkleinwoord van
bikini
A
bikinietje
B
bikini'tje
C
bikinitje

Slide 9 - Quiz

Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 5.7 en 5.8 opdracht 1, 3, 4 en 6 op blz 224 t/m 227.

De rest doet mee met de instructie.

Slide 10 - Slide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 11 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Verkleinwoorden

Een verkleinwoord maak je door achter de grondvorm een achtervoegsel te plaatsen. Meestal schrijf je het zoals het klinkt.


dop -> dopje

slak -> slakje

boom -> boompje

Slide 14 - Slide

Verkleinwoorden

Bij sommige woorden kan je niet horen hoe je het verkleinwoord spelt :

Regels:

  •  woorden eindigend op -ng                             -->       -nkje of -etje                               vb. koning -> koninkje   
  • woorden eindigend op een lange klinker  -->       verdubbeling klinker               vb. foto -> fotootje                                                                                                                            café -> cafeetje



Slide 15 - Slide

Verkleinwoorden

Bij sommige woorden kan je niet horen hoe je het verkleinwoord spelt :

Regels :

  • woorden eindigend op -i                -->              + etje
              vb. taxi -> taxietje
                     ski ->   skietje
  • woorden eindigend op -y               -->              + 'tje

        (behalve als er voor de y een klinker staat)

              vb. pony -> pony'tje

                     hobby -> hobby'tje

Slide 16 - Slide

Verkleinwoorden

Bij sommige woorden kan je niet horen hoe je het verkleinwoord spelt :

Regels :


  • bij een letter, cijfer of afkorting -->    apostrof 'je of 'tje 
            vb. f'je
                     tv'tje
                     mp3'tje

Slide 17 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Krystian, Jaysen, Niek & Zouhir: Je maakt zelfstandig les 5.7 en 5.8 opdracht 1, 3, 4 en 6 op blz 224 t/m 227.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 6.1 (volgende slide).

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie. 
Je maakt zelfstandig les 5.7 en 5.8 opdracht 1, 3, 4 en 6 op blz 224 t/m 227.



Ben je klaar? 
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek. 

 
timer
1:00

Slide 20 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- weet je in welke vorm een werkwoord staat en welke spellingsregel is gebruikt?
- kun je verkleinwoorden op de goede manier spellen?

Slide 21 - Slide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Donderdag 18 april
5.7 en 5.8 opdracht 1, 3, 4 en 6 
Toetsen:
-

Slide 22 - Slide