KGT 5.4 Het zenuwstelsel

5.4 Het zenuwstelsel
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5.4 Het zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:

Aan het einde van de les kan je..

  • Je kunt de bouw en 2 functies van het zenuwstelsel beschrijven.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Dit moet je leren!
  1. Zintuigcellen geven impulsen door aan zenuwen.
  2. De zenuwen geleiden de impulsen naar de hersenen.
  3. De hersenen sturen impulsen naar spieren en klieren.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bouw van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en zenuwen. 

Zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Ruggenmerg in de wervelkolom



Je Centrale zenuwstelsel bestaat uit hersenen en je ruggenmerg. Ruggenmerg bestaat uit zenuwen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De weg die impulsen afleggen

Zintuigcellen in het hoofd                       -> rechtstreeks verbonden met de hersenen.

Zintuigen in de romp en ledematen   -> door zenuwen verbonden met het ruggenmerg. 

Slide 6 - Slide

Zenuwen in het ruggenmerg geleiden de impulsen naar de hersenen. Het ruggenmerg is omgeven door de wervels van de wervelkolom
De werking van het zenuwstelsel
Voorbeeld:
  1. In de zintuigcellen van het gezichtszintuig en het reukzintuig ontstaan impulsen.
  2. Deze worden door zenuwen naar de hersenen geleid.
  3. De hersenen verwerken de impulsen van alle zintuigen. Daardoor wordt je bewust van de dingen die je waarneemt.
  4. Het meisje wordt zich bewust van de bonbons op het schaaltje.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Functies van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel heeft 2 functies:
  1. Verwerken van de impulsen die van de zintuigen afkomen.
  2. Regelen van de werking van de spieren en klieren.

Een klier is een orgaan dat bepaalde stoffen produceert, bijvoorbeeld zweerklieren, talgklieren en speekselklieren.

Slide 8 - Slide

Als je je bewust wordt van dingen die je waarneemt, kun je ook bewust reageren.

Impulsen worden van de hersenen door zenuwen naar de speekselklieren en naar spieren in de arm geleid. De speekselklieren reageren op de impulsen door speeksel af te scheiden. Hierdoor gaat het meisje ‘watertanden’. De armspieren reageren op de impulsen door zich samen te trekken. Hierdoor pakt het meisje een bonbon en brengt hem naar haar mond.
Wat hoort niet bij het zenuwstelsel?
A
hersenen
B
zenuwen
C
ruggenmerg
D
zintuigen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN functie van het zenuwstelsel
A
Het verwerken van impulsen
B
De werking en regeling van spieren
C
Het maken van prikkels
D
Impulsen versturen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Een functie van het zenuwstelsel

A
bloed zuiveren
B
reacties regelen van spieren of klieren
C
prikkels van de spieren ontvangen
D
zintuigcellen aanmaken

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe zijn zintuigcellen in het hoofd verbonden met de hersenen?
A
Via het ruggenmerg
B
Via de bloedsomloop
C
Rechtstreeks via zenuwen
D
Via spiervezels

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Waar zijn zintuigcellen in de romp en ledematen door verbonden?
A
Met het ruggenmerg via zenuwen
B
Met het hart via aderen
C
Met de hersenen via zenuwen
D
Met de longen via luchtwegen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat omgeeft het ruggenmerg?
A
De schedel
B
De buikspieren
C
De ribbenkast
D
De wervels van de wervelkolom

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoe worden impulsen van zintuigcellen naar de hersenen geleid?
A
Door spieren
B
Door lymfevaten
C
Door zenuwen
D
Door bloedvaten

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Waarom word je je bewust van de dingen die je waarneemt?
A
Doordat de impulsen in de spieren terechtkomen
B
Doordat de zintuigcellen groter worden
C
Doordat de hersenen de impulsen verwerken
D
Doordat de impulsen in de zenuwen blijven hangen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de twee functies van het zenuwstelsel?
A
Regelen van spieren en klieren
B
Verwerken van impulsen
C
Transporteren van zuurstof
D
Produceren van hormonen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er wanneer impulsen van de hersenen naar de speekselklieren worden geleid?
A
Hikken veroorzaken
B
Verminderde speekselproductie
C
Watertanden
D
Speekselafscheiding

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van een klier?
A
Transporteren van voedingsstoffen
B
Afgeven van hormonen
C
Produceren van stoffen
D
Regelen van ademhaling

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions