Oefentoets - hoofdstuk 5&6

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Oefentoets - hoofdstuk 5&6

Wat gaan we doen?

- woordjes vertalen (NL-DU / DU-NL)

- grammatica vragen

-  zinnen vertalen

Wörter aus der lernliste

Vertaal: de wortel

1. die Kartoffeln
2. die Kartoffel
3. die Karotten
4. die Karotte

Vertaal: zoet

1. suß
2. sauer
3. süß
4. sauere

de snelhied

er is, er zijn

lekker ruiken

de specerij

echter

die Geschwindigkeit

es gibt

duften

das Gewürz

jedoch

alstublieft

het vlees

D-N: der Lachs

der gute Zweck

Grammatik

mein(e)

dein(e)

sein(e)

ihr(e)

unser(e)

euer (eure)

Ihr(e)

mijn

jouw, je

zijn

haar

ons, onze

jullie

hun

uw

klopt het dat bij de mannelijke vorm en onzijdige vorm het bezittelijke voornaamwoord veranderd?

1. Richtig
2. Falsch

die Kinder (mv) / ............ Kinder
Welk onbepaald lidwoord past?
ein - eine - kein - keine

das Handy / ........... Handy
Welk onbepaald lidwoord past?
ein - eine

Vertaal het onbepaald lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

Ich habe (geen) .................. Geschwister (mv).

Vertaal het onbepaald lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

Das ist (een) .................. Fußball (m).

die Schwester / ......... Schwester
Welk onbepaald lidwoord past?
ein - eine

(uw) Hund

(jullie) Eltern

(zijn) Theater

Grammatik 2: konjugiere die Verben

Du ..... nicht viel heute (reden)

Er ..... nicht (antworten)

Wir ..... in Berlin (wohnen)

Das Mädchen ...... jeden Samstag (reiten)

Ihr ...... die Ausstellung nicht schön? (finden)

Der Mann..... die Katze heute viel (streicheln)

Wat vonden jullie er van?

Ga proberen de oefentoets & Wiederholung te maken of ga leren