3 HV H6 paragrafen 1,2 en 3

oefenen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

oefenen

Slide 1 - Slide


Is SOeen metaal, moleculaire stof of zout?
A
Metaal
B
Moleculaire stof
C
Zout

Slide 2 - Quiz


Is CaCOeen metaal, moleculaire stof of zout?
A
Metaal
B
Moleculaire stof
C
Zout

Slide 3 - Quiz


Is Li een metaal, moleculaire stof of zout?
A
Metaal
B
Moleculaire stof
C
Zout

Slide 4 - Quiz

Maak de zin af:

In een metaalrooster..
A
wisselen positieve en negatieve ionen elkaar af
B
worden positief geladen metaalionen omringd door vrijbewegende elektronen

Slide 5 - Quiz

Wat is géén eigenschap van een metaalrooster?
A
bevat positieve atoomresten
B
bevat vaste elektronen
C
wordt bijeengehouden door de metaalbinding
D
bevat negatieve deeltjes

Slide 6 - Quiz

Geef de naam van het kristalrooster van een zout.
A
Metaalrooster
B
Molecuulrooster
C
Zoutrooster
D
Ionrooster

Slide 7 - Quiz

Leg op microniveau uit waarom een zout altijd vast is
A
Ionbinding is sterk
B
Zouten bestaan uit een ionrooster
C
Zouten bestaan uit ionen
D
Het lost op in water

Slide 8 - Quiz

Welke soort metalen reageert snel met water en zuurstof?
A
Edele
B
Onedele
C
Zeer onedele
D
Legeringen

Slide 9 - Quiz

is goud een edel of onedel metaal?
A
edel
B
onedel

Slide 10 - Quiz

Ijzer is een:
A
Edel metaal
B
Onedel metaal
C
Zeer onedel metaal

Slide 11 - Quiz

In welke groep kun je natrium indelen?

A
edelmetalen
B
onedele metalen
C
zeer edele metalen
D
zeer onedele metalen

Slide 12 - Quiz

Legeringen worden vaak toegepast als materiaal. Wat is een legering? Een legering is:
A
een mengsel van metalen
B
een mengsel van ijzererts en koolstof
C
een mengsel van ijzererts en kopererts
D
een mengsel van kunststoffen en metalen

Slide 13 - Quiz

Messing is een legering van....?
A
Koper en zink
B
Zink en lood
C
Koper en lood
D
Koper en ijzer

Slide 14 - Quiz

Wat is de oplosvergelijking voor het zout natriumchloride?
A
NaClNa+Cl
B
NaCl(s)NaCl(aq)
C
Na+(aq)+Cl(aq)NaCl(s)
D
NaCl(s)Na+(aq)+Cl(aq)

Slide 15 - Quiz

Welk atoom zal een positief ion vormen en welk ion een negatief ion?
A
metaal =>negatief ion niet-metaal => positief ion
B
metaal => positief ion niet-metaal => negatief ion
C
Ze kunnen allebei positieve en negatieve ionen vormen
D
Dat kan je niet zeggen

Slide 16 - Quiz

ion of geen ion ?
A
ion
B
geen ion

Slide 17 - Quiz

ion of geen ion ?
A
ion
B
geen ion

Slide 18 - Quiz

Een samengesteld ion is een ion dat is opgebouwd uit
A
één atoomsoort
B
meerdere ionen
C
positieve en negatieve ionen
D
meerdere atoomsoorten

Slide 19 - Quiz

Zout
moleculaire stof
moleculaire stof
metaal
metaal
moleculaire stof
moleculaire stof
zout
zout
metaal
metaal
Zout

Slide 20 - Drag question

geleid electriciteit
Geleidt geen elektriciteit
moleculaire stof (aq) 
metalen(s)
metalen(l)
zouten(s)
zouten (aq)
zouten(l)
moleculaire stof (s)

Slide 21 - Drag question

eigenschappen metaal
glimmend
roesten 
giftig  
geleiden stroom  
zijn vast bij kamertemp
zijn zilverkleurig

Slide 22 - Drag question

Sleep de plaatjes naar de juiste plek.
Edel
metaal
Onedele metalen
Zeer onedele metalen

Slide 23 - Drag question

Legering
Geen legering
Goud
Messing
Natrium
Brons
Kwik
Soldeer

Slide 24 - Drag question

geef de oplosvergelijking van het oplossen van ijzer(II)chloride in water:
+
FeCl2 (s)
Fe2+ (aq)
Cl- (aq)
2
-->

Slide 25 - Drag question