This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
Wat weet je al van Formuleren H4?
Theorie Formuleren H4
Opdrachten maken bij Formuleren H4
Doel van deze les: Je weet hoe je zinnen maakt waarin woorden die bij elkaar horen, bij elkaar staan.
Slide 2 - Slide
Onderstaande zin is lastig te begrijpen. Hoe komt dat?
We zullen als alle inschrijfformulieren binnen zijn en de selectierondes achter de rug zijn, wat waarschijnlijk wel enkele weken kan duren, via de mail laten weten welke leerlingen mee mogen spelen in het schoolvoetbalelftal.
Slide 3 - Slide
Zet de woorden bij elkaar, die bij elkaar horen.
De meeste voor het Wereldkampioenschap Voetbal van 2010 in Zuid-Afrika gebouwde stadions worden tegenwoordig nauwelijks nog gebruikt.
Slide 4 - Open question
H4 Formuleren
Woorden die bij elkaar horen, bij elkaar zetten
Zo moet het niet: Deze door de beroemde architect Calatrava ontworpen brug is zwaar beschadigd.
--> Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Dus liever zo: Deze brug, die werd ontworpen door de beroemde architect Calatrava, is zwaar beschadigd.
Slide 5 - Slide
Staan de woorden die bij elkaar horen, bij elkaar?
Ik vind het stom dat je je zuurverdiende geld aan onnodige dingen die je makkelijk had kunnen missen, hebt uitgegeven.
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
H4 Formuleren
- Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.
- Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
Bijvoorbeeld: De wielrenner werd geschorst nadat hij met zijn schouder de sprintroute had geblokkeerd. i.p.v. De wielrenner werd, nadat hij met zijn schouder de sprintroute had geblokkeerd geschorst.
- Splits scheidbare werkwoorden niet als het niet nodig is.
Bijvoorbeeld: Denk je dat Erik deze som zal kunnen uitrekenen?
Slide 7 - Slide
Aan de slag!
Maak opdracht 1, 2 en 3 van Formuleren H4.
Slide 8 - Slide
In hoeverre heb je het lesdoel gehaald: Ik kan zinnen maken waarin woorden die bij elkaar horen, bij elkaar staan.