8.2 Nederlands - terugblik 8.1

8.2 Nederlands - terugblik 8.1
Woordenschat, mondelinge taal en lezen
+ inleiding
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

8.2 Nederlands - terugblik 8.1
Woordenschat, mondelinge taal en lezen
+ inleiding

Slide 1 - Slide

Hoeveel uur per week moeten scholen minimaal aan taalonderwijs besteden volgens de inspectie?
A
6
B
7
C
8
D
10

Slide 2 - Quiz

Wat is een belangrijk verschil tussen 'taal' en 'Nederlands'?
A
Taal is een ander vakgebied dan Nederlands
B
Taal is alleen schriftelijk, Nederlands niet
C
Taal is breder, want ook vreemde talen vallen eronder
D
Nederlands is breder, want het omvat ook rekenen

Slide 3 - Quiz

Wat leert een leerling van een rijke taalomgeving?
A
Alleen spelling
B
Vooral grammatica
C
Taal gebruiken in allerlei contexten
D
Alleen woorden uit het lesboek

Slide 4 - Quiz

Wat zijn basiswoorden?
A
Moeilijke woorden die bij een thema horen
B
Woorden die in het dagelijks leven veel voorkomen
C
Woorden die alleen in boeken staan
D
Wetenschappelijke termen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent ‘betekenisvolle context’ bij taalonderwijs?
A
Taal leren aan de hand van ingewikkelde theorie
B
Taalvaardigheid oefenen in een herkenbare en relevante situatie
C
Alleen oefenen met losse woordjes
D
Alleen schriftelijke taal gebruiken

Slide 6 - Quiz

Wat is de passieve woordenschat?
A
De woorden die je zelf gebruikt
B
De woorden die je hoort maar niet begrijpt
C
De woorden die je begrijpt maar niet actief gebruikt
D
De woorden die je in een andere taal kent

Slide 7 - Quiz

Wat is het hoofddoel van mondelinge taalvaardigheid?
A
Het uitbreiden van de woordenschat
B
Het leren spellen van woorden
C
Effectief communiceren, rekening houdend met de ander
D
Het verbeteren van technisch lezen

Slide 8 - Quiz

Wat is begrijpend luisteren?
A
Het kunnen herhalen van wat je hoort
B
Het verstaan van losse woorden
C
Het vertalen van gesproken taal naar geschreven taal
D
Betekenis geven aan wat je hoort door actief te luisteren

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de drie fasen in het leren lezen?
A
Fase 1: voorbereidend, fase 2: aanvankelijk, fase 3: vloeiend
B
Beginlezen, middenlezen, eindlezen
C
Technisch, begrijpend en belevend lezen
D
ABC, DEF, GHI

Slide 10 - Quiz

Wat is symboolbewustzijn?
A
Besef dat symbolen zoals letters en pictogrammen ergens voor staan
B
Het kunnen tekenen van symbolen
C
Het kunnen schrijven van moeilijke woorden
D
Het leren van rekenkundige tekens

Slide 11 - Quiz

Wat betekent AVI-niveau?
A
Het niveau van de woordenschat
B
Het niveau van begrijpend luisteren
C
Het niveau van technisch lezen
D
Het niveau van spellingvaardigheid

Slide 12 - Quiz

Wat is het doel van belevend lezen?
A
Leren hoe je fictie schrijft
B
Lezen van informatieve teksten
C
Plezier beleven aan het lezen van verhalen
D
Snel kunnen lezen voor een toets

Slide 13 - Quiz