BSR 18/03 1aha Spelling §8 pv vt zwakke werkwoorden

Open je boek op blz. 254-255.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§8 en §9 Persoonsvorm verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden

Voordat we beginnen:
1AHA
SPELLING
timer
2:00
CURSUS 7:
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open je boek op blz. 254-255.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§8 en §9 Persoonsvorm verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden

Voordat we beginnen:
1AHA
SPELLING
timer
2:00
CURSUS 7:

Slide 1 - Slide

  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
  • Je herkent het verschilt tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kunt de persoonsvorm van sterke en zwakke werkwoorden in de v.t. spellen.

Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze les:
  • Verder met Cursus 7: Spelling.
  • Hoe spel je de persoonsvorm in tegenwoordige tijd? Herhaling.
  • Persoonsvorm verleden van zwakke en sterke werkwoorden.
  • Oefenvragen in LessonUp.
  • Tijd voor opdrachten.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik loop - ik liep
jij zoekt - jij zocht
wij gaan - wij gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik hoop - ik hoopte
jij maakt- jij maakte
bestellen - bestelden


Slide 7 - Slide


§8 Persoonsvorm verleden tijd
van zwakke werkwoorden

Slide 8 - Slide

Noem drie voorbeelden van zwakke werkwoorden.

Slide 9 - Open question

Zo spel je de persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden. 

Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te. beweerde, landde, danste, stuurde.
Meervoud: ik-vorm tt + den of ten. beweerden, landden, dansten, stuurden.

Om te bepalen of er -de of -te achter de ik-vorm komt, kun je gebruik maken van 
't ex kofschip
Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke 
werkwoorden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

't ex kofschip. 

Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke 
werkwoorden
1. Schrijf het hele werkwoord (infinitief) op. 
2. Haal -en van het hele werkwoord af.
3. Kijk of de laatste letter van het woord
in 't ex kofschip zit.
4. Ja? Schrijf het werkwoord met een -t.
Nee? Schrijf het werkwoord met een -d.

Slide 12 - Slide

De hond ... (blaffen, vt) gisteren naar iedere voorbijganger.
A
blafte
B
blaftte
C
blafde
D
blafdde

Slide 13 - Quiz

Tot ergernis van de oppas ... (huilen, vt) de kinderen de hele avond.
A
huilden
B
huildden
C
huilten
D
huiltten

Slide 14 - Quiz

Wanneer schrijf je in de persoonsvorm verleden tijd een dubbele d of dubbele t?

Slide 15 - Open question

Enkele wielrenners ... (verwonden, vt) zich gisteren bijna tijdens een val.
A
verwonden
B
verwondden

Slide 16 - Quiz

Na de melding ... (spoeden, vt) de politie zich direct naar de plaats delict.
A
spoede
B
spoedde
C
spoeden
D
spoedden

Slide 17 - Quiz

Deze zalf ... (verzachten, vt) de hevige jeuk van de muggenbult.
A
verzachte
B
verzachtte

Slide 18 - Quiz

Aan het werk
Optie A
= huiswerk
Optie B
als optie A klaar is
Optie C
als optie A klaar is
Cursus 7: Spelling, §8 Persoonsvorm in vt van zwakke werkwoorden
(blz. 254-255).

Havo: opdracht 1, 2, 4, 5 en 7.

Vwo: Opdracht 1, 3, 4 en 5 en 7.



Oefen verder in de online trainer via Magister -> leermiddelen -> Nederlands -> Cursus 7 Spelling ->  §7 en/of  §8.

Of werk alvast verder aan  §9: pv vt van sterke werkwoorden.



Maak een samenvatting van spelling §7 en  §8. Gebruik voorbeelden uit het boek of verzin zelf voorbeelden.
timer
15:00

Slide 19 - Slide

§9 Persoonsvorm verleden tijd
van sterke werkwoorden

Slide 20 - Slide

Uitlegfilmpje!

Slide 21 - Slide

  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
  • Je herkent het verschilt tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kunt de persoonsvorm van sterke en zwakke werkwoorden in de v.t. spellen.

Lesdoelen

Slide 22 - Slide

'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moet spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 23 - Poll

'Ik herken het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 24 - Poll

'Ik kan zwakke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 25 - Poll

'Ik kan sterke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 26 - Poll

Welke vraag heb jij over werkwoordspelling?

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Video