6.6

Thema 6.6 Welk? Welke?
1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 6.6 Welk? Welke?

Slide 1 - Slide

Les 6.6 Welk/welke?
Vandaag gaan we verder met de vraagwoorden.
Aan het einde van de les weet je wanneer je welk vraagwoord moet gebruiken in een zin.
Aan het einde van de les weet je wanneer je welk of welke moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

Welke vraagwoorden zijn er?
  • Wie (voor een persoon)
  • Wat (voor een voorwerp)
  • Waar (voor een plaats)
  •  Hoeveel (voor een aantal)
  • Wanneer (voor een tijd)
  • Waarom (voor een reden)

Slide 3 - Slide

Welk of welke?
Je kan bij een vraagzin ook de woorden welk of welke gebruiken.
  • Welk - bij een het-woord (welk boek wil jij lezen?)
  • Welke - bij een de-woord (welke woorden ken jij al?)

Slide 4 - Slide

Opdrachten
  • We maken samen opdracht 37 en 40;
  • Je maakt zelf opdracht 38;
  • Klaar? Ga verder op de laptop met les 6.6

Slide 5 - Slide

Opdracht 40
  1. Welke kleur vind jij het mooist?
  2. Welk fruit vind jij het lekkerst?
  3. Wie heeft bruine schoenen aan?
  4. Welke maand is het?
  5. Welk jaar is het?
  6. Hoeveel broeken heb jij?
  7. Wie draagt een vest?
  8. Welke datum is het vandaag?
  9. Welke kleur ogen heb jij?
  10. Waar koop jij je kleding?

Slide 6 - Slide

Wat weet je al?
In de vorige thema's heb je de woorden wie, wat, waar, hoeveel, wanneer en waarom geleerd. Met deze woorden kun je iets vragen.

En de lidwoorden de en het heb je geleerd in thema 6.2.











Slide 7 - Slide

Wat leer je vandaag?
Met welk en welke kun je ook iets vragen.

Welk zeg je bij een het-woord:  het pak  - Welk pak?
Welke zeg je bij een de- woord: de schoen - Welke schoen?

Na deze les weet je wanneer je welk of welke moet gebruiken






Welk 




Slide 8 - Slide

Welk of welke?
___ dag is het vandaag?
A
Welk
B
Welke

Slide 9 - Quiz

Welk of welke?
____ fruit vind jij lekker?
A
Welk
B
Welke

Slide 10 - Quiz

Welk of welke?
___ jas vind jij leuk?
A
Welk
B
Welke

Slide 11 - Quiz

Welk of welke?
___ sport is leuk?
A
Welk
B
Welke

Slide 12 - Quiz

Welk of welke?
___ jongen is jouw vriend?
A
Welk
B
Welke

Slide 13 - Quiz

Welk of welke?
___ meisje is aardig?
A
Welk
B
Welke

Slide 14 - Quiz

Welk of welke?
____ muziek vind jij leuk?
A
Welk
B
Welke

Slide 15 - Quiz