3. Los verbos reflexivos

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

¡Buenos días!

Valencia

¿Qué vamos a hacer?

• ¿qué vimos ayer?

• Explicación verbos reflexivos

• ¡A trabajar!

Valencia

La hora

Zie tekstboek pag. 77

La hora

1. La hora OPDRACHT
2. La hora OPDRACHT
3. La hora OPDRACHT

Los dias de la semana

14:20

Los verbos reflexivos

despertarse

levantarse

ducharse

acostarse

vestirse

lavarse

llamarse

Los verbos reflexivos

Het zijn gewoon werkwoorden zoals je ze al kent +se.

Het stukje se dien je dus nog extra te vervoegen.

Verbos reflexivos

Verbos reflexivos

Wederkerende werkwoorden

Acostarse: naar bed gaan

Vestirse: Zich aankleden

Despertarse: wakker worden.

Wederkerend werkwoord

Llamarse = heten

Vestirse = zich aankleden

Levantarse

Ducharse

Salir

Coger

Estudiar

Comenzar 

Comer

Tener

Regresar

Estudiar

Cenar 

Los verbos reflexivos 

Rellena con la forma correcta

1. Nosotros _________________(levantarse) a las siete y cuarto.

2. Yo siempre __________________(ducharse) a las siete y media.

3. ¿Cómo ____________________(llamarse) vosotros?

4. ¿A qué hora _____________________(despertarse) José?

5. Antes de comer ____________________(lavarse, tú) las manos.

6. Yo __________________(vestirse) para la fiesta.

7. Ese señor de ahí ____________________(llamarse) señor Lopez.

8. En las vacaciones de navidad mis padres ____________________(quedarse) en casa

Let op: sommige werkwoorden hebben ook nog een klinkerwisseling!

Kortom:

Je haalt (se) even weg en vervoegt het werkwoord 

gewoon zoals je altijd al gedaan hebt! 

Je zorgt dat je me, te, se, nos, os, se nog toevoegt! 

LET OP: Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wel wederkerend maar in het Nederlands niet.

vb: levantarse (opstaan), llamarse (heten), despertarse (ie) (wakker worden) acostarse (ue) (naar bed gaan).
 Waarom staat er achter sommige werkwoorden (ie) of (ue)?

Maak een samenvatting

Schrijf nu in je eigen woorden op wat je hebt geleerd over wederkerende werkwoorden. 

Schrijf dit op in de schrift.

Bijvoorbeeld:

Wat is een wederkerend werkwoord?

Hoe herken je een wederkerend werkwoord?

Hoe vervoeg je een wederkerend werkwoord?

Klaar?

Maak de opdrachten op de volgende pagina's
in LessonUp.

Maak de vragen compleet.

Geef antwoord op de vragen van de vorige oefening. 

Maak de tekst compleet door werkwoorden te vervoegen die bij de plaatjes horen. 

Op de afbeeldingen zie je Ester. Welke werkwoorden ontbreken?

(vergeet de werkwoorden niet te vervoegen)

A. Verbind de voornaamwoorden met de juiste personen. 

B. Maak het schema compleet. 

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in. 

Verbind iedere vraag met twee mogelijke antwoorden. Vul het schema in.