H3 - spelling h4 56- werkwoorden afsluiting- week 10

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, vrij

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, vrij

Slide 1 - Slide

- Stillezen
- Spelling H 4, 5 en 6 - werkwoorden afronden

Toets Spelling H(1, 2, 3) 4, 5 en 6 op 17 maart
Lesdoel: 
- Je weet wanneer je een -d, -dt of -t gebruikt. 
- Je kunt verschillende werkwoorden op de juiste manier in een zin gebruiken. 



Vandaag in de les:

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
10:00
Leg je huiswerk open op je tafel neer. 

Slide 3 - Slide

Verschillende vormen van het werkwoord:
- persoonsvorm (pvtt/ pvvt)
- Voltooid deelwoord (t 'exkofschip)
- Infinitief (hele werkwoord)
- Tegenwoordig deelwoord (hele ww +D- ik ging lopend naar school)
- bijv. nw als afgeleide van ww- het bestede geld (zo kort  mogelijk, regels van bijv. nw)
Spelling werkwoorden H4

Slide 4 - Slide

Verschillende vormen van het werkwoord:
- persoonsvorm (pvtt/ pvvt)

pvtt                              lopen:                  verhuizen
Ik stam                           loop                       verhuis
hij stam=t                      loopt                      verhuist
Wij hele werkwoord   lopen                     verhuizen
Spelling werkwoorden H4

Slide 5 - Slide

Verschillende vormen van het werkwoord:
- persoonsvorm (pvtt/ pvvt)

pvvt                              lopen:                  verhuizen
Ik stam+  de/te             liep                        verhuisde
hij stam + de/te            liep                        verhuisde
Wij stam+den/ten       liepen                   verhuisden
Spelling werkwoorden H4

Slide 6 - Slide

Verschillende vormen van het werkwoord:
- Voltooid deelwoord (t 'exkofschip)

Ik heb gelopen (sterk eindigt op-en)
Ik ben verhuisd (zwak laatste letter stam in t 'exkofschip =t, anders d)
Spelling werkwoorden H4

Slide 7 - Slide

Verschillende vormen van het werkwoord:
- Infinitief (hele werkwoord)

Wij zouden voetballen
Ik wil graag verhuizen
Jij moest toch slagen?
Spelling werkwoorden H4

Slide 8 - Slide

Verschillende vormen van het werkwoord:

- Tegenwoordig deelwoord (hele ww +D)

- ik ging lopend naar school
- lachend kwamen de meiden de school binnen
- aarzelend duwde hij de deur open

Spelling werkwoorden H4

Slide 9 - Slide

- bijv. nw als afgeleide van ww - het bestede geld (zo kort  mogelijk, regels van bijv. nw)

Het geld is besteed - het bestede geld
De kleuter is verdwaald - de verdwaalde kleuter
De leerling is lopend op school - de lopende jongen
Spelling werkwoorden H4

Slide 10 - Slide

Zin met 1 persoonsvorm: enkelvoudige zin
Zin met meerdere persoonsvormen: samengestelde zin

Ik eet een appel.
ik eet een appel en daarna eet ik een peer.

Hij was te laat, want hij had zich verslapen.
Spelling werkwoorden H5.3

Slide 11 - Slide

Herhalen van alle werkwoordsspelling van het boek
Spelling werkwoorden H6.3

Slide 12 - Slide

Wat:  Opdracht bij spelling
Wanneer: In 15 minuten
Hoe: werk netjes. Kijk bij elk woord waar het in de zin staat, over wie/wat het gaat en in welke tijd de zin staat.

Als je klaar bent, pak je je leesboek nog even. (Je gaat NIET praten.)
Na 15 minuten kijken we na. 

Aan de slag
timer
15:00

Slide 13 - Slide

a De (verontrusten) … ouders hebben hun zoon (manen) … die (opvoeren) … brommer niet te kopen, maar hij (vertikken) … het nog steeds naar hen te luisteren.

BN: verontruste; 
VD: gemaand; 
BN: opgevoerde; 
PV: vertikt
Nakijken

Slide 14 - Slide

De amateurbokser (eisen vt) … dat de aannemer de (aanrichten) … schade (vergoeden). ‘Anders (worden) … je hier ter plekke (mollen) ….’

PV: eiste; 
BN: aangerichte; 
PV: vergoedde; 
PV: word;                 VD: gemold
Nakijken

Slide 15 - Slide

De koper (bieden) … afgelopen woensdag zo hoog dat hij de (schatten) … waarde van de teddybeer ver (overschrijden) … . Tot grote ergernis van zijn vrouw, die hem na 
afloop (krijsen) … voor loser heeft (uitmaken) … 

PV: bood; 
BN: geschatte; 
PV: overschreed;          TD: krijsend;            VD: uitgemaakt
Nakijken

Slide 16 - Slide

De kandidaat die gisteravond het antwoord (raden) …, (blijken) … zo goed (gokken) … te hebben dat hem de hoofdprijs (ten deel vallen) …: een (knisperen) … tientje en een half (smelten) … plak chocola. 

PV: raadde;                                   PV: ten deel viel;
PV bleek;                                       BN: knisperend;
VD: gegokt;                                   BN: gesmolten
Nakijken

Slide 17 - Slide

H3 spelling - tussenletters in samenstellingen (opdracht 6 tot en met 9)
Volgende les:

Slide 18 - Slide